Hoeselt Vrugger   |     Contact   |     Zoeken
 
 

 

Voorvaderen

Een tragische geschiedenis

Trouwen is houwen.
Zo was het toch in het Ancien Régime. Want trouwen deed je alleen voor de kerk, en wat God gebonden heeft... Scheiden was dus uit den boze. Tenzij, zoals de geschiedenis van koningen en edellieden ons leert, om politieke redenen.
Nochtans, uiterst zelden, en vooral met de juiste voorsprekers, slaagde een enkele ongelukkige echtgenoot (m/v) erin de kerkelijke rechtbank tot een vonnis te bewegen dat de relatie met de partner in die mate verbrak, dat er een scheiding van tafel en bed werd uitgesproken...
Onder de noemer 'tafel' viel alles wat te maken had met de materiële levensbehoeften en -geneugten.
'Bed' was gewoon een ander woord voor seks.

Nu wil het toeval dat Hoeselt in de jaren 1760 zo'n scheiding van dichtbij meemaakte. Beter nog: er bleven heelwat akten bewaard die ons in staat stellen de levensloop van de betrokkenen te schetsen; de documenten bevatten zelfs genoeg details om wat op te snuiven over hun karakter en hun gevoelens.


De hoofdpersonen en hun familiale achtergrond

om beter te kunnen volgen: open wie is wie?
Willem Clercx
Al van in de eerste helft van de 17de eeuw droomden de Hoeseltse Clercxen - van vader op zoon - van een carrière in het rechtswezen. Ze timmerden traag maar volhardend aan de weg en enkelen van hen hebben inderdaad - in de daaropvolgende 18de eeuw - de droom van hun voorvader verwezenlijkt: ze werden notaris, schepen van de schepenbanken van Hoeselt en Bilzen, rentmeester in dienst van de landcommanderij Alden Biesen...
Jan Clercx, geboren in 1618 en de eerste in de rij, hield een herberg in het Dorp en was gerechtsbode van de Hoeseltse schepenbank.
Voor zijn zoon Servaes, geboren in 1647, bleek de dorpsgrens geen belemmering meer: hij was niet alleen verbonden aan de schepenbank van Hoeselt, maar ook aan die van Bilzen. Vooral in Bilzen wordt hij met waardering vernoemd als 'onsen coutumier', met andere woorden: onze specialist in de moeilijke materie van het gewoonterecht. Bij zijn dood, in 1721, noemde pastoor van Hinnisdael hem procurator ruralis et praelocutor famosus.
Servaes Clercx woonde met zijn gezin aan de westzijde van het pleintje op het Broek, waar men hem kon vinden als notaris - met een florerende praktijk.

Als de Hoeselaren Servaes Clercx zouden willen gedenken, dan is dat vooral omdat hij de man was die jarenlang - in de moeilijke jaren rond de overgang naar de 18de eeuw - de gemeentezaken beredderde en behartigde. En ook daarin was hij fameus. Dankzij een goede organisatie van het gemeentebeleid loodste hij Hoeselt en de Hoeselaren met succes doorheen enkele tientallen oorlogsjaren.

Servaes Clercx huwde een eerste keer met een zekere Anna. Dit huwelijk was maar van korte duur, want Anna overleed al in 1683, kort na de geboorte van hun tweede zoontje.
Servaes hertrouwde dan in 1685 met Maria Scherpenbergh, een meisje uit de betere Hoeseltse kringen. Op 6 december van datzelfde jaar kwam hun zoon Willem ter wereld. Later werden nog vijf kinderen geboren in het gezin: vier dochters en een zoon, Adam. De twee zonen, Willem en Adam, werden allebei notaris.

Adam was ook nog procureur aan de Hoeseltse schepenbank. Hij vestigde zich beneden in het Dorp, iets lager dan de toenmalige Stockstraet, nu de Gieterijstraat.

Zoon Willem Clercx is degene die een eerste hoofdrol zal spelen in ons navolgend familiedrama.
Maar eerst dit nog...

Naast notaris werd Willem ook schepensecretaris van de Hoeseltse schepenbank.
Bovendien was hij de eerste van de Clercxen die in connectie trad met - en een functie vervulde in dienst van - de landcommanderij Alden Biesen.
Rentmeester Cox van Alden Biesen had hem in 1711 als notaris uitgekozen voor het opstellen van de contracten die hij in naam van de landcommanderij afsloot. Willem Clercx was toen 26 jaar oud.

Misschien was dit ook de periode waarin Willem, op voorspraak van de rentmeester, de lucratieve parttimebaan van zoldermeester in Alden Biesen kreeg. In die functie beheerde hij de graanvoorraden en de inkomsten in natura, die onder meer afkomstig waren van pacht- en andere betalingen. De granen bleven op de zolders bewaard tot ze op het meest geschikte moment tegen de beste prijs op de markt gebracht konden worden. Een verantwoordelijke job dus.

Maar was Willem Clercx daarom ook een verantwoordelijke man?
Eind 1723 bleek het veemeisje - zeg maar de koeienmeid - van Alden Biesen danig overstuur en over tijd: ze was zwanger!
De pastoor van Biesen ontsloeg haar omwille van haar buikje en ook haar stiekeme loverboy stuurde haar met een kluitje in het riet... Zelfs in de kosten van het kraambed of van de opvoeding van het kind wilde hij niet bijdragen. Ten einde raad trok het meisje naar de kanselarij of de bestuursraad van de landcommanderij.
In al haar furie noemde ze de snoodaard met naam en toenaam: zoldermeester Willem Clercx, toen 38 jaar oud...…
Willem werd door rentmeester Cox uit zijn functie ontheven.
Rentmeester Cox wikte, maar uiteindelijk was het toch de landcommandeur in hoogsteigen persoon die beschikte... Zijne weledelgestrenge doorluchtigheid was van oordeel dat de bekwaamheid en de expertise van Willem Clercx voor hemzelf en voor Alden Biesen te belangrijk waren.
Rentmeester Cox werd verplicht zijn eigen ietwat voortvarende beslissing weer in te slikken en Willem Clercx in zijn functie van zoldermeester te herstellen. Daarna zou Clercx wel te bewegen zijn tot een financiële tegemoetkoming aan het bedrogen meisje.
Het bedrogen meisje zelf bleef ontslagen...
En hoe het Willem Clercx verging in zijn verdere liefdesleven, wordt u in dit verhaal uit de doeken gedaan.


Maria-Elisabeth Lemmens
In Amelsdorp, onder Waltwilder, woonde in de eerste helft van de 18de eeuw het gezin van Herman Lemmens en Marie van Jonckholt.
Enig inzicht in de voorgeschiedenis van beide families kan nuttig zijn...

Lemmens
Herman Lemmens was een zoon van Marten Lemmens, schepen in Mopertingen. Herman had een broer Francis, die pasoor werd in Martenslinde. Voor Heernonk Francis was ook een klein rolleke weggelegd in ons tragisch verhaal...

van Jonckholt
Marie van Jonckholt was een dochter van Willem van Jonckholt en Maria-Elisabeth Boelen. Ze was dus een verre afstammelinge van de 'heren van Jonckholt' en behoorde tot een welgestelde boerenfamilie uit Amelsdorp. En of ze rijk waren ..? Na de dood van hun ouders in 1727, gaven de kinderen 39 verschillende ongedeelde percelen land of weide aan in de nalatenschap. En dan spreken we nog niet van de winning...
Ook Marie van Jonckholt had een broer-priester: Lambertus van Jonckholt. Vanaf het begin van de 18de eeuw resideerde hij in Bilzen: als vicaris of onderpastoor, als rector van de kapel op de weg naar Hasselt (nu: aan het kerkhof), als pastoor van het begijnhof.

En een zus van Marie van Jonckholt, Elisabeth, trouwde met Mathias Hauben van Rijkhoven. Hun dochter Anna Maria werd in 1742 de vrouw van Servaes Clercx, de zoon van Adam Clercx (die de broer was van Willem Clercx!).

Herman Lemmens & Marie van Jonckholt
Toen Herman Lemmens trouwde met Marie van Jonckholt verhuisde hij naar Amelsdorp. Hun huwelijk werd gezegend met twee zonen en drie dochters. Hun kroost bestond uit:
  • Marten, die trouwde met Elisabeth Claes en in Amelsdorp bleef wonen

  • Lambertus, die priester werd en pastoor was in Kleine-Spouwen

  • Ida, die trouwde met Mathias vanden Bosch van Hoeselt

  • Catharina, die ongehuwd bleef en na de dood van haar ouders ging inwonen bij haar zus Marie-Elisabeth

  • Maria-Elisabeth Lemmens, geboren rond 1715, die de centrale persoon is in het volgend verhaal.

Joannes Franciscus Lousberghs
In september 1723 benoemde de stad Bilzen meester Johannes-Lambertus Lousberghs, geboren in Gronsveld, tot haar nieuwe school- en zangmeester. Het was onmiddellijk een vaste benoeming: ad vitam... met conditie van die ionckheijt, sich begevende tot het latijn, te kunnen brenghen tot die derde schole van die omliggende steden ende den sanck te leeren aen die daertoe bequaem syn. Ieder leerkint moest hem maandelijks drie stuivers betalen; voor de arme kinderen was dit onderwijs gratis.
Meester Lousberghs zou in de loop der jaren zijn status aanzienlijk verbeteren: zo werd hij rentmeester van de abdis van Munsterbilzen en meier van het belangrijkste cijnshof van haar abdij. Ook andere kloosters, instellingen en privé-personen lieten hun zaken door hem behartigen. Hij verkeerde dus algauw in de beste kringen... en dit wellicht met enige steun en voorspraak van zijn schoonvader: Jan Vaes, een goeddoende Bilzenaar.

In 1733 trouwde meester Lambert met de nog net niet 21-jarige Ida Vaes, dochter van Jan Vaes en Anna Emunda Moffarts. In dit huwelijk zijn 13 kinderen geboren, die allemaal een degelijke hogere opleiding genoten - tenminste voorzover het de zonen betreft, voor de dochters is dit niet na te gaan.

Hun oudste, Joannes Franciscus, afgekort tot J.F., Lousberghs was er al een goede week voor het huwelijk van zijn ouders; hij werd geboren in Maastricht, op 17 april 1733. Zijn broers en zussen zijn later gewoon thuis in Bilzen geboren. Jan-Frans was een pientere jongen: hij studeerde voor notaris en had zeker vanaf 1755 een eigen praktijk in Bilzen.

J.F. Lousberghs is het derde hoofdpersonnage in de volgende tragedie.


De draad kwijt in de loop van het verhaal? Open de beknopte samenvatting.


Episode 1          Een laat huwelijk

We schrijven het jaar 1738.
Seigneur Willem Clercx, notaris, schepen en secretaris van de schepenbank van Hoeselt, zoldermeester van Alden Biesen wordt in dat jaar 53 jaar oud en is nog steeds vrijgezel. Hij voelt dat de tijd voor hem dringt, want wil hij zijn naam en geslacht nog op een legale wijze verder zetten, dan zal hij eindelijk moeten trouwen!
Hij laat zijn oog vallen op Maria-Elisabeth Lemmens. Ze komt uit een gedegen christelijke plattelandsfamilie; ze geniet het voorrecht drie priesters te tellen onder haar naaste verwanten: een grootoom aan moederszijde, een oom aan vaderskant én een broer pastoor.
Hoe en onder welke omstandigheden Willem zijn toekomstige bruid ontmoet is niet te achterhalen. Is dit een gearrangeerd huwelijk? Zijn haar ouders op de hoogte van Willems escapade(s) met vee- of andere meisjes? En heeft Maria-Elisabeth daar zelf weet van? Of maakt de liefde haar blind?

Op 3 juni 1738 zegent heernonk Francis Lemmens, pastoor in Martenslinde, het huwelijk in van zijn 23-jarig nichtje Maria-Elisabeth Lemmens met de 53-jarige Willem Clercx.

Waar het jonge paar zijn intrek neemt is niet meteen te achterhalen. Men zou verwachten dat Willem een eigen woning heeft, maar in Hoeselt is die alleszins niet terug te vinden.

Het huwelijk wordt gezegend met 2 kinderen: een zoon en een dochter, een koningspaar!
Servaes wordt geboren in 1739 en zijn zus Marie-Elisabeth in 1740 (om verwarring met haar moeder Maria-Elisabeth te vermijden, zullen we verder in dit verhaal haar naam afkorten tot Elisabeth). Beide kinderen worden gedoopt in Waltwilder. Mogelijk zagen ze in Amelsdorp, ten huize Lemmens, het levenslicht.

Er zijn redenen om aan te nemen dat het gezin al van bij het huwelijk in het Trompettershuis van Alden Biesen woonde of dat zij er althans iets na hun huwelijk ingetrokken zijn. Willem is immers nog altijd zoldermeester van de landcommanderij. Die titel wordt zelfs vermeld in zijn huwelijksakte, én in documenten van jongere datum wordt verwezen naar de tijd dat Maria-Elisabeth met hem in het Trompettershuis woonde.

Willem sterft nog vóór 1748. Plaats en datum van zijn overlijden zijn onbekend.

Een jonge weduwe met twee kleine kinderen in het Trompettershuis, ver van de echte wereld - het is wellicht niet wat Maria-Elisabeth zich van het leven heeft voorgesteld.
Na de dood van de ouders Lemmens komt haar zus Catharina bij haar inwonen. Catharina krijgt kost, kleding en inwoning tegen het vervullen van kleine huishoudelijke taken. Later zal dit nog problemen geven!

Als het hun teveel of te saai wordt kunnen de zussen terecht in de rentmeesterij van Alden Biesen waar hun nicht Anna-Maria Hauben, de dochter van tante Elisabeth van Jonckholt, woont met man en kinderen. Anna-Maria is getrouwd met Servaes Clercx, de zoon Adam - die de broer is van Maria-Elisabeths overleden man Willem.
Servaes is notaris, rentmeester van Alden Biesen en schepen in Bilzen. Hij en zijn vrouw zijn niet alleen leeftijdgenoten en familie van de dames Lemmens, ze horen ook tot dezelfde maatschappelijke stand. En dat is belangrijk, want... vermoedelijk is het ten huize Servaes Clercx dat Maria-Elisabeth Lemmens haar tweede grote liefde leert kennen: de jonge Jan-Frans Lousberghs, een beginnend notaris...

Hoe of waar dan ook:       J.F. ontmoet M.E. ... en het klikt!


Episode 2          Van Amour Fou tot Grand Chagrin

22 november 1756

Heet van de naald en in Bilzen het onderwerp van de dag!
De pastoor van Bilzen reist speciaal naar Membruggen om daar, in dat piepklein dorpje en ver van de Bilzense jetset, het huwelijk in te zegenen van twee van zijn parochianen: reverendus dominus Joannes Franciscus Lousberghs en domicella Maria-Elisabeth Lemmens.

Een jongeman van drieëntwintig en een vrouw van eenenveertig... Verteerd door een schroeiende passie! Want met gezond verstand alleen is dit huwelijk niet te verklaren en wellicht ook niet tot stand gekomen. Jaren later zal Maria-Elisabeth beweren dat ze in haar tweede huwelijk gevlogen of getuimeld is.

De twee tiener-kinderen van het nieuwe gezin zijn nauwelijks jonger dan de bruidegom! Gelukkig voor hen is er hun oom en voogd, E.H. Lambert Lemmens, die over hun belangen waakt en die er voor zorgt dat er een huwelijkscontract wordt opgesteld, waarin de opvoeding en de bescherming van de bezittingen van de kinderen centraal staan. Dat contract komt er de dag nà het huwelijk en niet, zoals gebruikelijk, vóór de trouw.
In hun wittebroodsroes vinden ze de tijd om even met de voeten op de grond te komen. In het akkoord wordt bepaald dat alle bezittingen, afkomstig van de ouders, onaantastbaar zijn en beschermd blijven ten gunste van de kinderen. Het gaat specifiek over onroerende goederen, kapitalen en inkomsten, die ofwel verkregen zijn binnen het eerste huwelijk van Maria-Elisabeth, ofwel door haarzelf verworven zijn tot de dag van haar tweede huwelijk.
En wat hun opvoeding betreft...
...het dochtertie Marie Elisabeth belooven sij te sullen laeten leeren in een clooster ten tijde van twee oft drij jaeren, volgens als den Eerw. heer Lemmens, pastoor tot Kleenespauwen sal dienstig oft noodig oordelen.
Het soontie Servatius Clercx beloven sij comparanten te sullen laeten vorts studeren wesende tegenwoor¬dig in de derde schole tot St. Truyden tot de volle humaniora uyt, daer nae op den dialectica en philosophie in eene universiteijt, naer alwelcke studia voleijnt te hebben, sullen de comparanten volgens de vocatie des voors. soontie hem laeten studeren in eene universiteijt op de rechten oft op de theologe oft mediceijnen volgens als dit voorscreven soontie als dan sijne intentie sal hebben en weten te seggen en sulx soo verre als ordinairelijk tot de bequaemheijt oft tot den grade van licentie vereijscht wordt tot het doen van alwelcke licentie de comparanten eensgelijcken belooven alle behulp middelen volgens stay en macht toe te brengen…

Zij beloven dochtertje Marie-Elisabeth te laten 'studeren' in een klooster, twee of drie jaar naargelang het oordeel van pastoor Lemmens.


Zoontje Servaes die nu in Sint-Truiden in de 'derde klas' [middelbaar] zit moet de humaniora kunnen afwerken en daarna dialectiek en filosofie studeren aan een universiteit;
Daarna mag hij zelf kiezen voor een universitaire studie rechten, theologie of medicijnen en die zolang volgen tot hij de gebruikelijk mate van bekwaamheid of de vereiste graad van licentie bereikt heeft.



Hiertoe beloven de comparanten (Lousberghs & Lemmens) alle mogelijke hulpmiddelen aan te wenden.


Zoontje Servaes verblijft gedurende het schooljaar in Sint-Truiden,
maar dochtertje Elisabeth, vijftien jaar jong, is nog thuis! Je leest zo tussen de regels wat heernonk Lambert als ervaringsdeskundige probeert uit te schreeuwen: dat kind moet het huis uit want daar komen vodden van!
En dat kind gaat het huis uit, naar Luik, naar het klooster van de Ursulinen.
Of ze regelmatig naar haar ouders terugkeert? Daarover blijven we in het ongewisse, maar het is een feit dat Elisabethje, nà haar 'studies' in het klooster, in Luik blijft om daar in verschillende winkels het vak van winkelierster te leren.

Wittebrood

Jan-Frans woont nu bij Maria-Elisabeth in het Trompettershuis. Hij houdt er kantoor als notaris.
Of deze locatie geschikt is als notarispraktijk valt te betwijfelen. Maar J.F. zou geen Lousberghs zijn als hij niet enkele cumuls weet te versieren! Zo krijgt hij in 1758 een zesjarig contract als 'receveur' van de tienden, die het kapittel van Hoei bezit in 'le pays flamand'. Hij moet de jaarlijkse onderneming van het 'innen van de tienden' administratief begeleiden. Het eerste jaar ontvangt hij daarvoor een loon van 180 gulden, de volgende jaren 225 gulden.

Catharina, de ongehuwde Lemmens-zus blijft bij hen wonen en neemt het huishouden voor haar rekening.
De kinderen zijn alleen thuis in de vakanties - al is dat wat Elisabeth betreft niet zeker!

Er wordt ten huize Lousberghs niet geklaagd. Maria-Elisabeth omschrijft later de eerste jaren van haar tweede huwelijk als gelukkig en succesvol.

Zwarte sneeuw

En dan gebeurt er iets dat misschien meer impact heeft op de verdere loop van gebeurtenissen dan men op het eerste gezicht zou vermoeden: in de avond van 23 februari 1762 staat Jan-Frans Lousberghs oog in oog met de dood.

Half zes, velden en wegen liggen onder de sneeuw, de avond valt. J.F. is in Hoeselt geweest en maakt op zijn weg naar huis nog een ommetje langs zijn vriend advocaet Clercx in de rentmeesterswoning, Hij vertrekt daar weer om half negen.
Hij kiest de linkerkant van de Lindendreef. Ter hoogte van het stacketsel van de Hertenberg, recht tegenover de porte van de landcommanderij, merkt hij dat er zich in de schaduw van die poort twee figuren ophouden. Zij komen recht op hem af en roepen hem toe om staan te blijven: “arret!”. Door de sneeuw en de heldere sterrenhemel zijn de mannen goed herkenbaar. Eén van de twee is geen onbekende voor J.F.: een Duitser, meestersmid Joannes Nierman, die verbonden is aan de commanderij.
Jan-Frans antwoordt "ich bien het". Waarop die éne, die hij zo goed kent, met eenen swaren stock oft kluppel en met een "ich sal digh" een eerste slag toebrengt op zijn arm. J.F. laat zijn stok vallen en vindt daardoor geen steun meer. Dan volgt een slag op het hoofd. Hij verliest zijn hoed en valt bloedend neer. Er volgen nog slagen op het hoofd en elders - in grote boosheijt toegebracht. Uiteindelijk verliest hij het bewustzijn…
Als hij weer een weijnigh tot sijn verstant komt probeert hij recht te kruipen maar hij valt terug neer door flauten en overvloedigeheijt van bloedt hetwelck hij quitterde op diverse plaetsen.
Later herinnert hij zich dat de portier van Alden Biesen hem gevonden heeft! Tenslotte is hij alleen, strompelend en vallend, zonder stok of hoed, terug thuis geraakt, alwaer sijne vrouwe aenstons den doctoor en chirurgeijn heeft laeten roepen, dewelcke geoordeelt hebben, dat hij aenstons met de heylige sacramenten van bichte en heylig olijssel moeste geadministreert worden.

Maar Jan-Frans geneest. Heeft hij blijvend letsel opgelopen? Schedelbreuk, hersenschudding? Vinden de veranderingen die later in zijn karakter en levenswijze vast te stellen zijn hier hun oorsprong? Of heeft het er altijd al een beetje ingezeten?
Eén zaak is duidelijk: de 'aanslag' is een vergeldingsactie. J. F. heeft of had tenminste één vijand binnen de muren van de commanderij.
Het is tijd om elders te gaan wonen.

Hoeselt

Begin 1763 heeft het gezin Lousberghs-Lemmens zich geïnstalleerd in een betere huurwoning in Hoeselt-Dorp: Jan-Frans, Maria-Elisabeth en hun (stief)zoon Servaes. Ook Catharina is mee verhuisd. De 21-jarige dochter Elisabeth verblijft nog altijd in Luik, waar haar ouders haar verscheijde jaeren in 't clooster, daer naer in de voornaemste winkels tot Luyck gehouden [hebben] ende hebben laeten leeren. Even later wordt ze ziek en keert ze terug naar het Ursulinenklooster waar ze als tiener studeerde. Niet naar huis, niet naar Hoeselt! Een teken aan de wand?

De kinderen op eigen benen!

Het is dochter Elisabeth die eind 1765, vanuit het Ursulinenklooster in Luik, als eerste het initiatief neemt: ze wil in Luik een winkel openen en zelf de kost verdienen. Ook zoonlief heeft al laten horen dat hij een zelfstandig leven wil leiden.

Om zelfstandig aan de kost te kunnen komen, om op eigen benen te kunnen staan vóór zijn 25ste , moest men ook juridisch uit de ouderlijke macht ontheven worden, moest men geëmancipeerd worden. Met een akte van emancipatie stelden ouders hun ongehuwde kinderen buiten de ouderlijk macht en de ouderlijke zorgen. Concreet betekent dit dat deze kinderen, meestal jonge twintigers die best in staat waren voor zichzelf te zorgen, vanaf dan zelfstandig konden beslissen hoe ze hun leven inrichtten en dat de ouders niet meer verplicht waren kost en inwoon te voorzien. Een huwelijk had hetzelfde effect.
…vermits die voorsc. dogter haer soekt tot eenige handelinge en professie te besteden, waer mede sij bij de hulpe Godts gedenckt haeren kost te gewinnen, even als oock van intentie is haeren soone Servaes Clercx, soo is naer overleg der saeken met haere vrienden noodigh gevonden datter moet eene bequaeme somme gelts aen de hant wesen om welcke te negotieren…
Mama Maria-Elisabeth komt tot de vaststelling dat er vrij vlug een behoorlijk kapitaal ter tafel moet komen. Alleen al om haar dochter te installeren is er zeker 1700 à 1800 gulden nodig. Ze overlegt met vrienden - niet met haar man - hoe ze haar kinderen de nodige fondsen kan bezorgen. Er zal een gedeelte van haar dochters kindsdeel verkocht worden. Natuurlijk na toestemming of octrooi van de schepenbank, want Elisabeth is nog geen 25 en dus wettelijk minderjarig. Op 30 december 1765 ondertekent dochter Elisabeth, in Luik, dit octrooi:

Gesien het voorsch[r]eve versoeck en decreet van octroye verclare het selve te approberen ende daer in te consenteren.
Gegeven tot Luyck in het ursuline clooster
den 30 Xbris 1765


1766... een jaar van verandering

de dochter...

Begin 1766 brengt de openbare verkoop van enkele gronden uit het kindsdeel van Elisabeth zo'n 950 gulden op. Maar... de jongedame heeft het geld niet in handen gekregen. En de eigen zaak is wellicht ook nooit opgestart...
In mei 1767 blijkt Elisabeth goed en wel getrouwd te zijn met ene Denis-Joseph de Vivegnis. En deze Denis-Joseph stapt naar de rechtbank om een proces op te starten tegen zijn stiefschoonvader, Jan-Frans Lousberghs, die de opbrengst van de verkochte gronden nog niet heeft uitbetaald aan zijn stiefdochter.

...en de zoon

Servaes is ondertussen de 25 gepasseerd en volwassen. Hij woont nog bij zijn moeder maar zal weldra 'geëmancipeerd' worden.

Zijn moeder meende dat ook haar zoon eerstdaags zou uitvliegen... Nochtans heeft Servaes die stap niet gezet. Uit wat volgt zal blijken dat hij alvast tot het einde van de jaren 1760 bij zijn moeder woont en dat ze daarenboven ook in zijn onderhoud voorziet.

de man...
geldduivel, verkwister, kwelgeest, intrigant?


Jan-Frans heeft, godzijdank, een vrouw met genoeg bezittingen of inkomsten die de huishoudelijk kas meer dan vullen. En ze heeft het beheer ervan, zoals dat hoort, aan haar man overgelaten.
In 1758 is hij receveur geworden van de tienden. Dit gebeurde in opdracht van ene Willem Booten van Tongeren, die de tienden van het Kapittel van Hoei voor 6 jaar gepacht had. In 1764 loopt het contract ten einde. Het heeft er alle schijn van dat de overeenkomst verlengd zal worden als Booten de tienden voor een nieuwe termijn kan pachten. Dit is voor J.F., die later afgeschilderd wordt als een man met een groot gat in de hand, het moment om opslag te vragen, want... tegen het hongerloon van 225 gulden, laat hij weten, wil hij in geen geval verder werken. Waarvan akte!
...j'ai perdus du mien et négligé beaucoup plus dans mes autres affaires, oui je ne crois pas qu'aucun receveur du monde, connaissant la difficulté et le travail de telle recette voudroit ou pouroit l'accepter moins de 600 florins par an.
Op die onredelijke eis gaat Booten niet in. Het contract wordt niet verlengd.

De tienden van 'le pays flamand' zijn in 1765 niet verpacht aan Booten of aan een ander kapitaalkrachtig individu dat 25.000 gulden ineens op tafel kan of wil leggen.
Dit ene jaar gebeurt het inhogen op de tienden weer als van ouds, per dorp - of per administratieve eenheid. Verschillende beter gesitueerde Hoeselaren pachten nu tezamen de Hoeseltse tienden met de bedoeling de opbrengst over te dragen aan de gemeente, ter financiering van de bouw van de nieuwe kerk. Een mooi initiatief, zeker als het zich nog enkele jaren zou kunnen herhalen.

Maar... het volgend jaar al, in 1766, gaan de Vlaamse tienden opnieuw in hun geheel naar Booten!
Merde!! Een flop voor de gemeente! Hoop voor Lousberghs? Vergeet het.
Booten komt niet terug op zijn beslissing. Lousberghs opnieuw receveur? Geen sprake van. Niet tegen een gage van 600 en zelfs niet tegen een hongerloon van 225 of 180 gulden.

Jan-Frans, die zich nog altijd, en nu misschien nog veel meer dan twee jaar geleden, in zijn gat gebeten voelt, wentelt zich in opgekropte wraakgevoelens... en nu zal hij die eindelijk kunnen luchten! Hij zal Booten het jaar van zijn leven bezorgen!
Hij zal de gemeente naar zijn hand zetten! Hij zal...

Alles wijst erop dat Jan-Frans en zijn zwager Mathias Vanden Bosch de aanstokers zijn van- en de drijvende kracht achter- de daaropvolgende tiendenrevolte waarin de hele gemeente, van baron Moffarts tot de simpele werkman, zich tegen Booten keert en het innen van de tienden met alle middelen en vooral metterdaad probeert te verhinderen...
Mathias Vanden Bosch is in 1761 getrouwd met Ida
Lemmens, de schoonzus van Lousberghs. Hij is schepen
in Val(meer) en molenaar op de Hoeseltse Volmolen.

In het draaiboek van de revolte spelen de twee genoemde kompanen een hoofdrol:
  • De gemeente stemt, op hun aanzetten, een constitutie die elke hulp aan de ophalers van tienden verbiedt.

  • Lousberghs gaat op bezoek bij boeren van wie hij vermoedt dat ze hun schuur mogelijk zouden kunnen en willen verhuren aan Booten, als die ruimte zoekt om een deel van de opgehaalde tienden tijdelijk op te slaan. Ook wie een kar zou kunnen missen krijgt J.F. op visite. De boeren worden door hem gebiecht en afgedreigd: mochten ze Booten terwille zijn, dan moeten ze zich er later niet over verbazen of komen klagen als hun schuur afbrandt of hun kar een accidentje krijgt.

  • Als dan eindelijk het ophalen van de tienden begint, organiseert Vanden Bosch sessies 'uitjouwen van Booten en zijn helpers' en 'moddergooien naar karren'... Het tiendkoren wordt gestolen, op de hagen gehangen, tot waardeloos verknoeid…
Heeft Jan-Frans zijn gram gehaald?

Ten huize Lousberghs is het ook geen rozengeur en maneschijn. Er hangt een onaangenaam sfeertje van één tegen allen. Of beter gezegd: van allen tegen één! Zijn vrouw en haar zus volgen J.F. met argusogen, om maar te zwijgen over zijn stiefzoon. Moederskind! Hoog tijd dat die de deur uit gaat. Moeder en zoon proberen in zijn papieren te snuffelen, de rekeningen te controleren. Hebben ze onraad geroken? Vertrouwen ze hem niet meer? Geen nood, hij is veruit de slimste, de meest geslepene. Hun geest is te simpel om te achterhalen hoe ingenieus hij zijn verduisteringen verdoezeld heeft! Maar hij leest het misprijzen en de minachting in hun ogen. Het maakt hem woedend.

...en de vrouw

Het leven van Maria-Elisabeth Lemmens is danig veranderd in de voorbije tien jaar. Na een wilde en stormachtige periode volgt de ontnuchtering, en vooral het besef dat jongeman, op wie ze ooit zó verliefd was, niet meer in haar man te herkennen valt. Hij is een vreemde geworden. Komt het door die noodlottige slag op zijn hoofd? Hij leeft als een prins, gaat uit, verbrast en verteert. Ze vermoedt nog veel erger dingen... maar daar wil ze even niet aan denken.
Het geld glijdt door zijn vingers. Welk geld? Haar geld en dat van haar kinderen: de inkomsten uit haar en hun erfgoederen. Hij beheert haar bezittingen, hij ontvangt haar pachten en renten - meer dan 1500 gulden per jaar. Maria-Elisabeth heeft al sinds lang geen geld meer in handen gehad. J.F. heeft alle financiën onder zijn hoede en betaalt alle rekeningen. Er zijn veel wanbetalers en verliezen, zegt en herhaalt hij telkens ze om geld vraagt. Hij beheert ook het erfdeel van zus Catharina en de opbrengst van de verkoop van het erfdeel van haar dochter zit nog altijd in zijn geldbuidel!

Zus Catharina kan niet schrijven en wellicht ook niet lezen, maar ze kan wel tellen. Ze wordt tekort gedaan. Van de opbrengst van háár landen heeft ze na zoveel jaren nog geen stuiver gezien. Haar deel in de erfenis van haar broer Lambert is door seigneur Lousberghs opgetrokken - maar niet overgedragen. Of niet geboekt. Of niet belegd. Wel verkwist - vermoeden de dames. Met zekerheid kunnen ze het niet zeggen, want hij laat zijn 'registers', met andere woorden de huishoudelijke boekhouding, zelden onbeschermd achter. Overleg is er niet ten huize Lousberghs. Zeker niet over de financiën. Dat onderwerp is taboe. Als Maria-Elisabeth dan toch eindelijk eens de registers onder ogen krijgt merkt ze op dat er ontzettend veel verliezen en achterstallen geboekt zijn. Dat haar vermogen danig geslonken is. En haar man heeft voor alles een uitleg...
Later zal ze dit moment aanduiden als het ogenblik waarop hij zich verraden heeft. Vanaf dan groeit haar wantrouwen en haar zekerheid.

In de zomer van 1766, als de tiendenvolte op haar hoogtepunt is, verschijnen Maria-Elisabeth en Catharina in Alden Biesen voor notaris Clercx. Maria-Elisabeth legt er een verklaring af op verzoek van - en ten gunste van - haar zus Catharina. De akte bleef bewaard...
Maria-Elisabeth getuigt dat haar zus in de periode dat ze in het gezin Lousberghs verblijft in meer dan één opzicht financieel tekort is gedaan. De 'vruchten' van haar landen, die in de menagie van het gezin verbruikt werden, moeten nog altijd gevalideerd of vergoed worden. Ook vindt ze nog 119 gulden te goed, geld afkomstig uit haar deel in de erfenis van hun broer pastoor, dat genoten werd door seigneur Lousberghs!
De verklaring is afgelegd op 18 augustus. De delingsakte, na het overlijden van broer Lambert, draagt de datum van 12 juli 1766. Jan-Frans heeft maar een goede maand de tijd gekregen om het bedrag over te dragen! Hebben ze de dagen afgeteld? Eindelijk hebben ze hem bij zijn pietje!

Niet zozeer de inhoud van de akte geeft te denken, wel het feit dát de dames de akte laten opstellen en vooral de wijze waarop Maria-Elisabeth de klacht tegen haar echtgenoot onderschrijft.
Deze akte is het eerste tastbaar teken dat de vrouwen openlijk stelling nemen. Ze kunnen niet meer terug. Ze hebben hun kant gekozen: de andere kant.


Episode 3          Vechtscheiding

Stresserende en ingrijpende jaren

In mei 1767 verneemt Maria-Elisabeth dat de 'legitieme portie', of het kindsdeel, van haar pasgetrouwde dochter in rechte toekomt aan schoonzoon de Vivegnis. Ze is er
inmiddels ook van overtuigd geraakt dat haar man niet van plan is de opbrengst van de in 1766 gehouden openbare verkoop aan haar dochter uit te betalen.
Samen met haar zoon Servaes haast ze zich naar notaris Clercx in Alden Biesen, waar zij een handige juridische tegenzet tegen haar man op papier laat zetten.

Als weduwe van Willem Clercx geniet Maria-Elisabeth het vruchtgebruik van de 'legitieme porties' van de kinderen. Dat vruchtgebruik op een deel van het kindsdeel van haar dochter staat zij af aan het jonge echtpaar. Het gaat over goederen met een waarde van ongeveer 1.200 gulden. Denis-Joseph de Vivignies en zijn Elisabeth kunnen nu zelf vrij over dit vruchtgebruik beschikken.
Tegelijk wordt in de akte uitdrukkelijk vermeld dat Maria-Elisabeth het vruchtgebruik van de rest van het kindsdeel van haar dochter behoudt. Die rest kan dus niet verkocht, verpand of belast worden. Mocht dochter Elisabeth kinderloos overlijden vóór haar moeder, dan zal het gehele kindsdeel van die dochter overgaan naar Elisabeths broer Servaes.
Een verstandige ingreep van de moeder. Ze heeft al lessen getrokken uit de verziekte situatie in haar eigen huishouden!

Geluk en ongeluk komen echter hand in hand in het gezin de Viveghnis-Clercx… Er wordt een dochterje geboren… maar niet lang daarna overlijdt Elisabeth…
Dit gebeurt allemaal in Luik en vóór het jaar 1769.

In Hoeselt, in de Dorpsstraat, staan de echtelingen Lousberghs ondertussen met getrokken messen tegenover elkaar. Het zou zelfs kunnen dat we deze woorden letterlijk moeten nemen.

Een ooggetuigenverslag is er niet en wat betreft het verloop van de gebeurtenissen is er maar één bron voorhanden, namelijk een samenvatting van het laatste verzoek dat Maria-Elisabeth via haar procureur richt aan de officiaal of de voorzitter van de kerkelijke rechtbank in Luik, met de bedoeling de echtscheiding te bekomen.
De inhoud van het document is dus eenzijdig, gekleurd en pathetisch. Maar het pleidooi van de advocaat bevat blijkbaar voldoende argumenten om de rechtbank tot een positieve uitspraak te bewegen.

De procureur aan het woord

Procureur Corcelius weet zijn woorden te kiezen en gooit al in zijn eerste volzin een proh dolor! of een o wee! ertussen: na verschillende jaren van weduwschap hertrouwde zij - o wee! - met Joannes-Franciscus Lousberghs...

Het is duidelijk aan welke - stevige - kapstok de argumentatie, en tegelijk ook de zonden en het afwijkend gedrag van de echtgenoot, worden ophangen: het feit dat de bezittingen van Maria-Elisabeth, en de inkomsten daaruit, gevrijwaard moesten en moeten blijven, benut en belegd ten voordele van haar kinderen. Zoals dat in het huwelijkscontract beschreven staat.
Lousberghs' hele levenswijze, zo argumenteert Corcelius, is één grote aanfluiting van dit contract.
Geldzucht. Verkwisting. Diefstal! … en geld is des duivels staat in de Bijbel!
... alhoewel ze in de beginjaren van hun huwelijk echt wel voorspoed en succes kenden en dit huwelijk verschillende jaren behoorlijk goed stand hield, gleed haar noodlottige tweede man daarna af naar - of ging hij ten onder aan - verkwisting en een ziekelijk slechte levenswijze.

... hij joeg niet alleen háár inkomsten compleet erdoor maar heeft ook aanzienlijke kapitalen van haar kinderen totaal verbrast...

... zijn van dag tot dag toenemende verkwistingsdrang tezamen met zijn vele andere zware misstappen, elders begaan en hier niet verder beschreven, hebben haar genoopt de scheiding aan te vragen...
Aan de andere misstappen is in het verzoekschrift geen directe aandacht geschonken.

Indirect echter roept de tekst een beeld op van spanning en chaos, van een steeds dieper wegzinken in het drijfzand van de vervreemding.

Na de eerste vermoedens van verduistering in de huishoudelijke boekhouding vraagt Maria-Elisabeth via de kerkelijke rechtbank inzage in de 'registers'. Jan-Frans antwoordt met een proces. Hard en meedogenloos. Buiten de rechtbank komt het zelfs tot een ware vechtpartij waarbij hij haar 'op een ontoelaatbare wijze te lijf gaat’.

Pas daarna dient Maria Elisabeth een verzoek tot scheiding in.
Dat verzoek wordt ontvankelijk verklaard… maar met veel ‘mitsen en onder voorwaardes dat’… Zo bijvoorbeeld:
  • Ze zal haar ex-man een jaarlijkse toelage of pensioen moeten uitkeren.

  • J.F. moet de processen die hij op dat ogenblik voert tegen - onder andere - zijn stiefzoon, zijn schoonzoon en zijn zwager - vóór de scheiding beëindigen.
    Gezien alle goederen die afkomstig zijn van zijn vrouw naar haar zullen terugkeren en hij dus zonder inkomsten valt, zal Maria-Elisabeth de financiële lasten die aan de processen en het beëindigen ervan verbonden zijn, moeten dragen.
Alleen al om een einde te stellen aan het proces dat Jan-Frans voert met zijn stiefschoonzoon de Vivegnis is 875 gulden nodig. Voor zijn andere processen moet er 456 gulden op tafel gelegd worden en aan haar eigen procureur of advocaat, die haar in 4 opeenvolgende processen tegen haar man diende, is ze een ereloon van 250 gulden verschuldigd.

Dit betekent dat Maria-Elisabeth algauw te kampen krijgt met een acuut geldtekort, een dankbaar onderwerp waarvan in het pleidooi ruim gebruikt is gemaakt:
...overal stond ze met lege handen en ze had niets waarmee ze zichzelf en haar zoon in leven kon houden...

...het enige dat ze kon doen was klagend uitschreeuwen: vanwaar zal mijn redding komen? Wie zal me helpen?!...

...En inderdaad als er toen geen goede vrienden opgedaagd waren, zou ze in extremis bezweken zijn! Een goede vriend leende haar immers een som geld waarmee ze eten en kleding kon kopen voor zichzelf en haar zoon, want zij liepen er omzeggens half naakt bij...
Diezelfde vriend hielp haar later ook de rekeningen te betalen en haar schulden te vereffenen, zodat ze de mensen te vriend kon houden en hun gunsten niet verliezen...
Maar hoe dan ook: ze haalt het!!!

Het moet geen sinecure geweest zijn in die tijd om als vrouw een scheiding aan te vragen en te bekomen!

Na de uitspraak

Op 2 maart 1769 geeft de officiaal bij decreet de officiële toestemming tot scheiding.
Op 17 maart verschijnen de betrokkenen met hun advocaten en raadslieden voor notaris Boelen van het geestelijk hof van Luik om de akte van transactie en concentie tusschen D. Hr. J.F. Lousbergs notaris en jouffrouw M.E. Lemmens dessens huysvrouwe op te stellen.

De bepalingen luiden:

Jan-Frans Lousberghs moet
  • afstand doen van alle goederen, zowel verworven (geacquireerd) als andere;
    behalve van 6 roeden weide in Munsterbilzen, die binnen het huwelijk gekocht zijn. Hiervan zal hij de helft van de koopprijs aan Maria-Elisabeth terugbetalen.
    Opmerking:
    dit lijkt te betekenen dat er binnen het huwelijk,
    op dit ene perceeltje na,
    geen onroerende bezittingen verworven zijn.

  • afstand doen van alle gerede goederen en mobilaire effecten, akten, kredieten, restanten, enz... die hem volgens het huwelijksrecht toekomen;
    behalve van de kleding, linnen of wollen, ten lijve der eersten comparant gehoorende
    en behalve van enkele kleine meubelen (opgesomd in een -verloren gegaan- lijstje)

  • alle documenten en registers met betrekking tot de goederen, inkomsten en renten, overdragen aan M.E. Lemmens.

  • het woonhuis, dat een huurhuis is, verlaten. De huur zal nu betaald worden door Maria-Elisabeth.

  • alle meubels in het huis laten staan of restitueren en terug plaatsen.
    [hier wordt geïnsinueerd dan J.F. het huis gedeeltelijk heeft leeggehaald.]
Maria-Elisabeth Lemmens zal
  • haar leven lang aan haar ex-man een pensioen of toelage uitkeren van 225 gulden per jaar.
    Mocht ze haar kinderen en kleinkinderen overleven dan wordt het bedrag opgetrokken tot 450 gulden.

  • de kosten van de processen die haar man voert en de afhandeling ervan verder betalen;
    het gaat om de processen tegen haar kinderen (schoonzoon de Vivegnis en haar zoon Servaes Clercx), tegen haar zus Catharina Lemmens, tegen haar schoonbroer Mathias Vanden Bosch en tegen notaris Vrindts.

  • de eventueel nog bestaande schulden i.v.m. de menagie of het huishouden op zich nemen.
    De in het huis aanwezige voorraad granen en ander proviand komt háár toe.
Zoon Servaes Clercx is niet aanwezig bij het opstellen van deze akte. Op 21 maart zal hij deze overeenkomst goedkeuren en bekrachtigen voor notaris Vrindts, die in Val(meer) resideert maar zich voor deze gelegenheid naar Hoeselt verplaatst. Getuige is o.a. Mathias Vanden Bosch.
[Tegen notaris Vrindts voert J.F. Lousberghs een proces]

Voor beide partijen is dit wellicht een moment van bevrijding en opluchting - de start van een nieuwe levensfase.


Episode 4          De eindfase

Hij...

Vanaf nu - in feite al vanaf september 1768! - krijgt Jan-Frans elk half jaar een pensioen van 112,5 gulden uitbetaald door zijn 'ex'.
Zeker vanaf oktober 1769 resideert hij als notaris in Bilzen. In de gichtregisters vindt men de registratie terug van zijn akten. De meest recente akten dateren uit 1775. Daarna heerst er stilte.
Eén van zijn eerste cliënten is de edele heer Henri de Grady de Croenendael. In 1770 (alleen dat jaar!) kiest de Grady herhaaldelijk J.F. Lousberghs als notaris...
En zo gebeurt het dat Jan-Frans Lousberghs op 3 augustus 1770 toch nog eens in Hoeselt bij Maria-Elisabeth Lemmens in huis komt (zijn oude thuis!) om de verkoopakte op te stellen waarbij Juffrouw Lemmens aan de heer de Grady een stuk land verkoopt. Ook Servaes en Catharina zijn aanwezig.
Heeft de ontmoeting hem geroerd?
Of Jan-Frans ook in Bilzen woont en blijft wonen is niet duidelijk. Als hij overlijdt, beschouwt de pastoor van Hoeselt hem in elk geval als zijn parochiaan... en als de weduwnaar van Maria-Elisabeth Lemmens.
Jan-Frans overlijdt op 30 januari 1781, om zes uur in de ochtend en aan de gevolgen van een beroerte; 47 jaar oud.

Pastoor Weyns schrijft:
et de nostra licentia Blisiam translatus ad sepulturam solvis nostris juribus. ... en met onze toestemming is zijn lichaam naar Bilzen overgebracht om er begraven te worden. De begrafenisrechten die aan ons verschuldigd zijn, werden betaald.

Zij...

Haast onmiddellijk na de scheiding zorgen Maria-Elisabeth en haar schoonzoon de Vivegnis voor duidelijkheid omtrent 'het kindsdeel' van haar overleden dochter.
Het aanslepend proces tussen haar ex-man en haar schoonzoon ging blijkbaar niet alleen over de niet-uitgekeerde opbrengst van de openbare verkoop van 1766, maar ook over zijn rechten op de legitieme portie van zijn overleden vrouw Elisabeth. Nu verklaart de Vivegnis dat hij ondertussen 'voldaan is'. Hij heeft zowel het geld van de verkoop ontvangen als een bedrag van 5000 gulden aan 'terugbetaalde kapitalen' [belegd geld dat vrijgekomen is], en daarbovenop nog 160 gulden.
[Willem Clercx zaliger had een fortuin nagelaten!!]
Het is niet meer exact te achterhalen wie van beiden, Lousberghs of Lemmens, in de kwestie rond het kindsdeel van dochter Elisabeth de dwarsligger was.

Maar het is een feit dat zonder uitdrukkelijke afstand van vruchtgebruik door de langstlevende ouder, de kinderen op hun kindsdeel moesten wachten tot na de dood van beide ouders. Bij een tweede huwelijk werden de inkomsten uit dit vruchtgebruik beschouwd als gemeenschappelijk. De nieuwe partner had in deze materie dus ook zijn rechten en zijn zeg. Tenzij anders bepaald in een huwelijkscontract.

Als er dan een proces gevoerd wordt over kapitalen ter waarde van 5000 gulden, mag men veronderstellen dat Maria-Elisabeth inderdaad haar vruchtgebruik heeft afgestaan aan de Vivegnis, maar dat haar toenmalige echtgenoot hiermee niet akkoord ging.
Maria-Elisabeth zelf verkoopt in de eerste jaren na de scheiding verschillende stukken land. Hoogstwaarschijnlijk uit dringende noodzaak.
Bij één van die verkopen staat ze dan oog in oog met Jan-Frans. Ze gaat de ontmoeting niet uit de weg. Ze geeft haar zoon geen volmacht, waardoor ze zelf niet met J.F. geconfronteerd zou hoeven te worden. Ze kiest geen andere locatie... Neen. Ze wil hem ontvangen in zijn oude thuis, in aanwezigheid van zoon en zus. Drie tegen één.
Of is het toch anders? Wacht ze op dit moment? Vraagt ze zich af of zijn blik haar nog kan beroeren? En wat zal ze voelen? Haat? Medelijden of mededogen? Of misschien zelfs een zweem van... vertedering?
Ook dat komen we nooit te weten.
De jaren glijden voorbij. Haar kleindochter ziet ze zelden of nooit. Zus Catharina sterft in 1772, vijfenveertig jaar oud. Woont zoon Servaes nog altijd thuis? Over hem is voor deze periode geen informatie te vinden. Alleen met zus Ida, die getrouwd is met Mathias Vanden Bosch en in Hoeselt woont, houdt Maria-Elisabeth zo af en toe een koffiekransje.

In november 1777 maakt ze dan, sieck en onpasselijck, haar testament in aanwezigheid van zus Ida en haar achterneef(je) Andries Clercx.

Een greep uit haar wilsbeschikkingen:
...en haer lichaem ter geweijder aerde op den kerckhoff tot Hoesselt met eenen loffelijcken godtsdienst ende uytvaert volgens haeren staet ende conditie te weeten met diaken en subdiaken thien flambouwen en kersen naer advenant begraven te worden.

Maria-Elisabeth wenst op het kerkhof van Hoeselt begraven te worden. Ze wil een dienst en rouwstoet naar haar stand, te weten met diaken en onderdiaken, met tien flambouwen en kaarsen.

Willende en begeerende dat ten daege van haere uytvaert en exequis sullen worden gedistribueert thien vaten koren en gebacke broodt aen de armen die in den lijckdienst sullen geweest sijn, en verders sullen bij maniere van quarantene gelesen moeten woorden vijftigh zielmissen alles tot laeffenisse van haere ziele.

Ze wenst dat van 10 vaten koren, d.i. goed 300 liter, brood gebakken wordt om op de dag van de begrafenis uit te delen aan de armen die de in de lijkdienst aanwezig waren.
Er moeten, bij wijze van quarantene of 'veertigste' 50 zielemissen gelezen worden.
Dit alles tot lafenis van haar ziel.

...fondeert sij testatrice in de parochiaele kercke van Waltwiller een eeuwigh duerende jaergetijdt jaerlijcx te singen op haeren sterffdagh... soo tot laeffenisse haerder ziele als de zielen van haere afgestorve ouders, haeren man, haere suster Catharina ende broeder den eerw. Heer Lemmens, pastoor doen leefde te Kleene Spauwen.

In de parochiekerk van Waltwilder sticht de testamentmaakster een gezongen jaargetijde tot lafenis van haar eigen ziel, die van haar ouders, van haar man [Willem Clercx zaliger], haar zus Catharina en haar broer Lambert, in zijn leven pastoor in Kleine-Spouwen.

...laet en legateert naer haere doodt aen haeren soone Servaes Clercx alsulke vaste goederen, erven ende renten als sij comparante testatrice geërft heeft van haere suster Catharina zaliger.

Ze laat aan haar zoon Servaes alle goederen en renten die ze geërfd heeft van haar zus Catharina.

...laet en legateert sij comparante aen haere maegte Marie Lindersmitt het eicken bedde nu in het klein kamerken neffens de schuere liggende sulx voer haere getrouwe dienste boven haere volle huere half meert te vervullen.

Aan haar meid Marie Lindersmitt schenkt ze het eiken bed dat nu in het kleine kamertje naast de schuur ligt, en dit bovenop het volle loon dat Marie half maart zal ontvangen.

...institueert en benoemt voor haere erfgenaemen universeel haeren soone Servaes Clercx en het kint van haere dochter Marie Elisabeth Clercx verweckt met Sr. Vivegnis, indien nogh leeft... met dien verstande dat het weeskint van Vivegnis in eygen persoon levende sal moeten worden gerepresenteert mits sij comparante in langen tijdt van het selven niets meer gehoort oft ondernomen en heeft.

Maria-Elisabeth benoemt haar zoon Servaes en het kind van haar dochter tot haar universele erfgenamen. Met dien verstande dat het weeskind zich persoonlijk én levend zal moeten vertonen! De grootmoeder heeft immers in lange tijd niets meer van haar kleindochter gehoord.

Aldus gedaen en gepasseert tot Hoesselt ten huyse der testatrice in de kleene kamer...

Maria-Elisabeth Lemmens overlijdt te Hoeselt op 21 april 1780. Ze is vijfenzestig.
De pastoor noemt haar in het overlijdensregister de echtgenote van Jan-Frans Lousberghs.

...en zoon Servaes

Naar alle waarschijnlijkheid is Servaes bij zijn moeder gebleven tot haar dood.
Dan, of in 1781, gaat hij in Rijkhoven wonen bij zijn neef Servaes Clercx, rentmeester van Alden Biesen.

Oktober 1785: Servaes wordt getroffen door een beroerte, is half verlamd en heeft dag en nacht assistentie nodig. Zijn familie verschaft hem de beste zorgen. Uit dankbaarheid -of noodzaak- vermaakt hij, met een akte van donatie inter vivos, al zijn bezittingen aan genoemde neef.
Dat in deze akte met geen woord gerept wordt over het dochtertje van zijn zus Elisabeth, is alleen te verklaren als het meisje in de voorafgaande jaren al overleden is.
Servaes lijkt goede hoop te hebben op gedeeltelijk herstel of zich althans niet te verwachten aan een spoedig overlijden. Nochtans sterft hij op 16 februari 1786.

Even meelezen in de schenkingsakte...
30 november 1785
...compareerde den Heer Servatius Clercx, jonckman, soone van wijlen den Heer Secretaris Clercx en joufvrouw M.E. Lemmens zijne auders zaliger, denwelcken swack naer den lichaem als geraekt van een beslagh zedert den maand october laestleden, en aen eene zijde geheel laem, hebbende op heden zijne devotie gehalden met het ontfangen van de H. Communie, zijne memorie ende verstandt wel maghtig, zoo aen mij notaris ende getuygen geblecken heeft, denwelken om zigh te helpen en te verseekeren in sijnen noodt heeft opgedragen bij maniere van contract oft gifte onder de levende ten behoeve van zijnen neve den eerentfesten Heer Raedt Servatius Clercx rentmr. tot Aldenbiessen ende zijne erffgenamen... alle en jedere des comparants goederen en renten, meuble en immeuble...

Voor ons verscheen de heer Servaes Clercx, jonkman, zoon van wijlen de heer secretaris Clercx en juffrouw M.E. Lemmens, zijn ouders zaliger. Hij is zwak van gezondheid, want hij werd in oktober getroffen door een beroerte. Hij is aan één zijde verlamd en heeft vandaag zijn devotie gehouden en de communie ontvangen, met andere woorden hij kreeg de laatste sacramenten toegediend en is klaar voor het hiernamaals. Met zijn memorie en zijn verstand is er niets mis, dat hebben ik, als notaris, en de getuigen kunnen vaststellen. Om zich te verzekeren van hulp in zijn nood heeft hij, bij wijze van schenking onder levenden, al zijn goederen en renten, roerende en onroerende, overgedragen aan zijn neef Heer Raad Servaes Clercx, rentmeester te Alden Biesen en diens erfgenamen...

... mits dat den acceptant en zijne erfgenamen zullen verobligeert zijn den opdraeger zoo in zijnen krancken staet met vier en licht en eene oppassersse nacht en dagh bij te staen, zoo ende gelijck tot nochtoe bekende geschiet te zijn, als ook in zijn beternisse ende gesontheyt den koste en onderhoudt te fourneren, zoo als nu in het vierde jaer bij den heer acceptant bekende genoten te hebben, ende zulks durende des opdraegers leven lanck, de noodige doctoors oft chirurgijn in zijne qualen te besorgen, medicijnen en soetigheden te leveren en voorts alles wat noodigh is, mede ook, in dien quame te sterven, zijn lichaem ter gewyder aerde met loffelijken godts dienste eerlijk te bestellen.

... met dien verstande dat de begunstigde en zijn erfgenamen verplicht zijn de schenker dag en nacht bij te staan met vuur, licht en een oppasster, zoals de schenker bevestigt dat zulks tot nu toe al gebeurde. Ook als zijn toestand verbetert en hij weer gezond wordt, moeten zij hem kost en onderhoud bieden - zijn leven lang, zoals hij dat nu al in zijn vierde jaar ten huize van de begunstigde geniet. Ze zullen moeten zorgen voor dokter en chirurgijn, voor medicijn en zoetigheid en voor alles wat nodig is. En mocht hij sterven... dan moeten ze zijn lichaam in gewijde aarde begraven, met een eervolle dienst.


Tenslotte...

Het gebeurt niet zo heel vaak dat de archieven ons toelaten een kijkje te nemen achter de gordijnen van het intieme huwelijksleven van onze voorvaders. De huwelijksperikelen tussen Joannes Franciscus Lousberghs en Maria Elisabeth Lemmens maken hierop misschien wel een zeldzame uitzondering.
Het op de klippen lopen van huwelijken was bij onze voorouders geen gespreksstof. Ieder echtpaar droeg het leed onder zijn kleed... Juridisch de ontbinding van een huwelijk vragen wegens het wangedrag van een partner was al helemaal not done, zeker als de vraag van de echtgenote uitging.
Zelfs hierop vormde de echtscheiding tussen Joannes Franciscus Lousberghs en Maria Elisabeth Lemmens de ultieme uitzondering!
En dat in Hoeselt!





Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be