Hoeselt Vrugger   |     Contact   |     Zoeken
 
 

 

Uit de volksmond

Klein Amerika

...Wordt gezongen op de wijs van "Ik trek met mijn harmonica ...", schreef kapelaan Vliegen onder een negenstrofige lied, dat wij van zijn hand terugvonden op de achterkant van een doodsbrief.

In kapelaan Vliegen vonden de Hoeseltse jeugdbewegingen altijd een dankbare inspirator als het ging om bonte avonden in mekaar te steken, er de teksten voor te schrijven en meestal ook om gans de organisatie ervan op zich te trekken. Die avonden werden bijzonder gesmaakt door een talrijk en dankbaar publiek op de lange avonden tijdens en onmiddellijk na de laatste Wereldoorlog.

Ook de tekst van het lied dat wij hierna laten volgen, schreef de kapelaan voor één van die bonte avonden. Kapelaan Vliegen beschrijft en analyseert er op een scherpe en sarcastische wijze de Hoeseltse plantrekkerij tijdens de Duitse bezetting.

Er wordt verhaald hoe heel wat Hoeselaren tijdens Wereldoorlog II zich lieten verleiden tot snel en grof geldgewin door smokkel, siroop- en alcoolstoken, "banc russen" en zwarthandel...
En liep men al eens tegen de lamp der wet, van de eerste leugen was men niet gebarsten en als dat niet lukte duwde wat grof geld de opgeheven arm der wet wel weer omlaag...
Hoeselt werd in die dagen niet voor niets Klein Amerika geheten.

Al de oorlogsbezigheden worden in het lied op een luchtige manier beschreven. Er schuilt echter ook een ongenadige kritiek in op de maatschappelijke verhoudingen tijdens de oorlog. Als men geld had, was alles mogelijk. Maar om aan geld te geraken speelde eigen profijt de boventoon en van solidariteit in het dragen van de oorlogsmiserie was al helemaal geen sprake.

In de dorpswinkel kon vijftig gram gist er niet van af, wanneer een pagadder erom gestuurd was door een brave huismoeder, om er brood van te bakken. Vroeg een alcoolstoker echter vijftig kilo ineens op voor zijn "kwakke beeteleur", dan stond een ganse kist "gaas" echter onmiddellijk klaar...
De boeren bestierven het wanneer een armoeizaaier een boterham kwam vragen. ’s Nachts echter dreven diezelfde boeren zeer winstgevende handeltjes, die het daglicht niet verdragen konden.
Velen maakten zich rijk aan smokkel, het stoken van beeteleur en van alcool. Gendarmen en controleurs werden misleid en omgekocht. Het vele geld werd vaak even snel vergokt bij de banc russe of de snel gewonnen rijkdom werd door ander geboefte gestolen...

En hoe meer het einde van de oorlog naderde, hoe minder Hoeselaren er nog overbleven die nog van zichzelf konden zeggen dat ze zelf geen pot beetleur of een literke alcool gestookt hadden. Alleen van meester Thijssen en van de pastoor werd in Hoeselt gezegd dat ze niet stookten, alhoewel men dat van de laatste niet met zekerheid kon zeggen...





I. Smokkeldorp

Wie heeft er ooit het lied gehoord,
Een liedje met refrein,
Van 't dorp waar menig wordt bekoord
Om spoedig rijk te zijn.

Ze vagen hun botten aan de wet,
Gendarm en controleur.
En loopt er soms een in het net,
Hij liegt er zich toch weer deur!

Oei, oei! Jantje, waar hebt ge zoo deerlijk uw pootjes verbrand!
Oei, oei! Klantje, dat smokkelen baart ondeugd en schand!


II. Nachtuilen

Gebuur, maar zeg me, non di hu,
Wat is dat iedere nacht?
Processie Mie, maar zwijgen zu!
Uit 't Kruis met smokkelvracht.

Mag 't stieltje wel den dag niet zien,
't Brengt centjes in je zak.
Hola gij ouwe babbeltrien,
Boete of naar den bak.

Oei, oei! Jantje, waar hebt ge zoo deerlijk uw pootjes verbrand!
Oei, oei! Klantje, dat smokkelen baart ondeugd en schand!


III. Knoeiwinkel

Madame, een onsje gist voor moe,
Eén onsje maar, allée!
Kindlief ik kom er zelf niet toe
Die gaas da's toch te vree!

Madame, mijn vijftig kilo gist
voor kwakke beeteleur!
Ziezo, Pierjan, hier staat de kist.
Och God! eene controleur!

Oei, oei! Jantje, waar hebt ge zoo deerlijk uw pootjes verbrand!
Oei, oei! Klantje, dat smokkelen baart ondeugd en schand!


IV. Hulp in nood

Zeg pachter, geef m' een kantje brood.
Menschlief, ik zou zoo geer,
Dat leveren is den boer zijn dood.
Kom later maar eens weer.

Ho Sus! Als straks de zon verdwijnt,
Kom dan 'n keer bij mij.
En als er dan geen maantje schijnt
Is de boer in den handel weer vrij.

Oei, oei! Pachter, wat hebt ge daar deerlijk uw zieltje verbrand!
Oei, oei! Wacht mer, dat woekeren wordt schade en schand!


V. Preierij

Sa Boy, alweer met Uw papier?
Ja Boer, Uw laatste kans,
zooniet komt morgen de huissier,
en jammeren is geen avans.

Arm schaap, salut! loop naar de maan.
Ik eet en lach mij vet.
Boer Jan, dan sla 'k Uw koetjes aan,
En zwijntjes, want 't is de wet!

Oei, oei! Pachter, wat hebt ge daar deerlijk uw pootjes verbrand!
Oei, oei! Wacht mer, dat smokkelen baart ondeugd en schand!


VI. Speelduivel

Vivat d'alcool! Vivat banc russe!
Wat is het leven schoon!
Ik fuif en tuisch met Pier en Sus,
'k Had nooit zoo'n deftig loon.

Hierlangs, vijf kaart van duizend frank!
Draai om en foetel niet!
Verdomd! 't valt mis, ik word zoo bang.
't Mislukt en Jan is failliet!

Oei, oei! Jantje, wat hebt ge toch deerlijk Uw pootjes verbrand!
Oei, oei ! Klantje, alcool en banc russe brengt uw schand!


geschilderd door L. Vanlessen
Vergroot


VII. Naamloze vennootschap

Heer controleur, snuif vrij in 't rond,
't Machientje vindt ge niet.
't Zit veilig geborgen in den grond.
'k Fluit 't U in mijn lied.

Te nacht en dreigt er geen gevaar.
Mijn keteltje leize weer zingt,
En parelt d'alcool als cristal zoo klaar.
Och God! Mijne boel die springt!

Oei, oei! Jantje, wat hebt ge toch deerlijk Uw pootjes verbrand!
Oei, oei! Klantje, alcool brengt uw schade en schand!


VIII. Allerte

Brengt ketels en brengt pottekens bij,
Mijn beteleur is stijf.
Maar dertig frank de stroop bij mij.
Control blijf van mijn lijf.

Wablief? Jawel! ook kwakke waar
Voor Uw alcoolfabriek!
Wa's dat! Rap voert! Vanloo is daar!
Op jacht met zijn gansche kliek.

Oei, oei! Jantje, wat hebt ge toch deerlijk uw pootjes verbrand!
Oei, oei Klantje, die siroop brengt u schade en schand!


IX. Penskermis

De armoe is er uit mijn kot.
Ons verken was vet en 't is dood.
En eier en boter en vet in den pot.
Patatten genoeg en ook brood.

Toe vrouwtje, zet er de pan op 't vuur!
Ik heb er zoo 'n trek in roti.
Jan man! Maar bliksem! een gat in den muur!
En heel onze boel is parti.

Oei, oei! Jantje, geloof mij die wonen niet ver van der hand!
Oei, oei! Jantje, pas op met dat gat in dien wand!



Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be