Hoeselt Vrugger   |     Contact   |     Zoeken
 
 

 

Ach zo zat dat

Begindagen van den Grooten Oorlog


Zomer 1914, gespannen machtsverhoudingen tussen de grootmachten beheersen de Europese politiek. Met de moord, in Sarajevo, op de Oostenrijkse troonopvolger wordt een kettingreactie opgestart ... die exact één maand later resulteert in een eerste oorlogsverklaring:
op 28 juli verklaart Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië.
Eén week later is de helft van Europa in staat van oorlog en vallen de Duitse troepen via Visé binnen in België.

Hoe werden we hier, in onze dorpen, geconfronteerd met die oorlog?
Hoe verliepen die eerste weken en hoe reageerde de bevolking?

We beschikken onder andere over deze bronnen:
De 'oorlogsverslagen' die de pastoors - en een kapelaan - ná de oorlog opstelden. Ze leveren heel wat waardevolle informatie.
Gelijkaardige verslagen, door de Franse zusters van Voorzienigheid gemaakt in deftig Frans: een relaas van hún oorlog.
Enkele van de telegrammen die in de eerste oorlogsdagen naar de burgemeesters werden gestuurd.


31 juli 1914 België kondigt de algemene mobilisatie af. Met klokkengelui worden de dienstplichtigen verwittigd.

Romershoven
Bij het binnen roepen der soldaten hebben deze onmiddellijk aan de oproep voldaan; ook die der klas 1914 hebben allen weldra het leger vervoegd, alsmede vier vrijwilligers.
Werm
De soldaten togen vol moed op ter verdediging van het vaderland. Eén parochiaan heeft vrijwillig dienst genomen.
3 augustus 1914 Duitsland verklaart de oorlog aan Frankrijk. België weigert aan Duitsland vrije doorgang naar Frankrijk.

Dezelfde dag, om 12u 26 ontvangt de burgemeester van Hoeselt, zoals alle burgemeesters in Limburg, een telegram van zijn gouverneur, baron de Pitteurs-Hugaerts.
Volgens bevel minister van binnenlandsche zaken doe onmiddellijk openmaken desnoods door macht der politie en namelijk van den veldwachter alle in uwe gemeente bestaande duivenhokken. Laat gevolg weten.

4 augustus om 6 uur 's morgens overhandigt de Duitse gezant aan de Belgische regering de Duitse reactie op het afwijzen van de doortocht door België. Dit klinkt als een oorlogsverklaring.
En dat is het ook.
...de keizerlijke regering ziet zich verplicht de als onontbeerlijk betoonde veiligheidsmaatregelen - zo nodig door geweld der wapenen - uit de voeren...

Even later overschrijden de eerste Duitse troepen de Belgische grens, op weg naar de fortengordel rond Luik.

5 augustus, Hoeselt 4u30, telegram aan de burgemeester
De staat van beleg is uitgeroepen over gansch de uitgestrektheid der provincie Limburg in de ernstige omstandigheden waarin wij ons bevinden dienen de Belgiesche Kleuren in het aanzien der natie te wapperen en hoorbaar te zijn zooals het nationaal congres het gewild heeft in teeken der onafhankelijkheid van België en van herkenning voor al de vrienden van het bedreigde vaderland.
gij zijt verzocht onmiddellijk de nationale vlag uit te steken op al de openbare gebouwen uwer gemeente.



Vanaf die dag doorkruisen Duitse verkenningspatrouilles zuid-oost Limburg.

Romershoven
in de vooravond: ...vorderden patrouilles tot Rommershoven en Kerniel. 's Avonds kwam schielijk een troep van ongeveer twintig Duitse Uhlanen het dorp binnen gereden, de vlagjes hunner lansen opgerold. Zij vroegen de weg naar Wintershoven, gaven zich uit voor Engelsen, doch werden als Duitsers herkend.

De eerste reacties op het uitbreken van de oorlog...

Hoeselt, pastoor Indekeu
Gedurende de eerste dagen van de oorlog waren de mensen vol schrik, als met lamheid geslagen, het werk werd gestaakt. Processies werden ingericht naar O.L. V.-Lindekapel. Het volk stroomde naar kerk, biechtstoelen, communiebank. Dagelijks werd in de kerk een Rozenkrans en andere gebeden op gestelde uren gebeden. Het bidden van de Rozenkrans werd tot na de wapenstilstand voortgezet. Toen de mensen van hun eerste schrik bekomen waren, trad het normale leven weer in, het bijwonen der goddelijke diensten verminder¬de trapsgewijze, alsook het naderen tot de H. Sacramenten zodat in de volgende maanden de zaken hun gewone gang gingen.
Romershoven, pastoor Michiels
pastoor Michiels
Bij het vernemen der oorlogsverklaring werd de vaderlandse vlag op de kerktoren gehesen. Later werd in de toren alsook op de pastorij een geheime bergplaats gemaakt om desnoods de gewijde vaten en kostbare voorwerpen in veiligheid te brengen. Ontruiming door de bevolking heeft niet plaats gehad, maar personen weggevlucht uit Tongeren hebben enige dagen in de parochie verbleven.
Bij het heilloze nieuws der oorlogverklaring waren de mensen zeer bekommerd. Alle arbeid lag stil, overal en tot laat in de avond zag men groepjes vol kommer en vrees over de oorlog praten. Zodra men vernam over wreed mishandelde en gedode burgers, heerste er een algemene onrust en angstvalligheid.
Allen naderden de heilige sacramenten; de heilige mis werd op de werkdagen bijgewoond bijna als zondags. 's Namiddags werd in de kerk gezamenlijk de Rozenkrans gebeden. Het naderen tot de heilige sacramenten nam meer en meer toe, men bad met grote nederigheid en diepe godsvrucht.
Werm, pastoor Willinck
Ik, als pastoor, heb de parochianen voor de inval aangemaand geen vijandelijke handeling te plegen; zeggende dat het oorlog is van soldaten tegen soldaten, en niet tegen burgers (wat helaas! al te dikwijls het geval is geweest).
De bevolking was vol angst en vrees, die vergrootten naarmate de mare van de wijze van optreden van de vijand zich verspreidde.
De kerkelijke diensten werden godvruchtig en talrijker dan ooit te voren bijgewoond, en velen kwamen biechten en communiceren, menend dat de dag des oordeels was aangebroken.
6 augustus, Hoeselt 20u4, telegram aan de burgemeester
Verzoek onmiddellijk volgende proklamatie aan plakken Belgie is in staat van oorlog; verschillige onzer provincien zijn in staat van beleg; talrijke daden van spionnering zijn ontdekt geworden de daders zullen aangeklaagd worden bij den krijgsraad die de wet in al hare strengheid op hen zal toepassen het is nogtans noodig het publiek tot kalmte aan te sporen en op zijne hoede te zetten de strekking om al te gemakkelijk van spionneeren te beschuldigen of te vermoeden personen tegen dewelke noch bewijzen noch ernstige aanwijzingen bestaan geene straf zal toegepast worden zonder vonnis.
gedaan te Brussel den 6 augustus 1914



8 augustus, Hoeselt 12u56, telegram aan de burgemeester
De generaal bevelhebber der provincie verzoekt mij onderstaand staatsbericht ter uwer kennis te brengen ten einde alle vergissing te vermijden laat ik u weeten dat Belgiesche en Fransche vliegmachiene driekleurig kokarden met hunne nationale kleuren op de vleugels hebben.


9 augustus, Hoeselt 17u40, telegram aan de burgemeester
Verzoek zeer dringend van uwe gemeentenaren te herinneren dat oorlog gevoerd wordt tusschen ingerichte legermachten en dat inwoners geen deel aan vijandelijkheden mogen nemen noch afzonderlijke troepen vervolgen zonder zich aan erge weerwraak bloot te stellen.


12 augustus, de Slag bij Halen
Na dit memorabel treffen, waarbij de Belgen gewonnen hebben, volgt de 'doortocht' van het Duitse leger met inkwartieringen in dorpen en steden...

Hoeselt, pastoor Indekeu
De eerste dag van de doortocht (die 9 dagen duurde) hadden er plunderingen plaats in kelders en schuren, een koe werd in de weide geslacht, en van menige hennen werd de nek omgewrongen. Doch geen brandstichtingen, geen moordtonelen, geen vernietigde gebouwen, geene belankrijke schade.

pastoor Indekeu
Gijzelaars: namelijk de heer burgemeester Jehaes, secretaris Huygen, koster Peeters, bakker Louis Somers, en zijn eerwaarde broeder Jozef, diaken in het Groot Seminarie, en Eugeen Huygen. Zij brachten onder aanhoudende doodsbedreigingen en versmadingen de eerste bange nacht door in het gemeentehuis, tussen de 15de en 16de augustus.
De volgende dagen waren er steeds twee gijzelaars onder de burgers genomen die in het station een dag en nacht doorbrachten en dan afgelost werden.
Verder is er niets bijzonders te melden gedurende de negen dagen van de doortocht, uitgenomen het inleveren van alle velo's tegen een nog niet betaalde bon.
Later is er geen inkwartiering geweest, behalve van een twintigtal soldaten gedurende drie weken.
Later zijn er ook nog een tiental soldaten in de kom van het dorp ingekwartierd geweest, zogezegd voor het plaatsen van een telefoon, doch gelijk men met meer waarschijnlijkheid giste, om het oog te houden op zekere Louis Somers die verdacht was van spioendienst.
Hoeselt, kapelaan Truyen
Op de 15 Augustus 1914, rond 5 uur 's morgens, kwamen duizenden en duizenden Duitse soldaten Hoeselt binnen gerukt. Ik was in de kerk en weldra ontving ik de tijding dat de kapelanij vol Pruisen was. Mij op God betrouwende, trok ik mijn huis binnen, waar ik 4 officieren en 3 soldaten aantrof, die mij eten vroegen: "rode wijn en boterhammen."
Aan tafel gezeten, sprak een officier, zeer rijkelijk gekleed, 22 jaren oud, von Stunf van Stettin, mij aan: "De waterbronnen zijn vergiftigd want 7 van onze soldaten zijn ziek."
"Mijnheer" antwoordde ik, "in deze gemeente is geen vergift, uw soldaten zullen ziek zijn van de lange reis (40 km hadden zij in de nacht afgelegd) en als gij wilt zal ik na de mis van dat vergiftigd water drinken".
Dit antwoord was voldoende om die vent tot zwijgen te brengen.
Na de hoogmis gezongen te hebben kwamen in de kerk twee soldaten naar mij toe, vielen op de kniëen en vroegen de zegen. "Mijnheer" zo spraken zij, "wij zijn met 152 Poolse soldaten in dit dorp en vanavond zal Hoeselt afgebrand worden. Er zijn reeds vele soldaten ziek van het vergiftigd water, maar wij katholieke Polen wij weten dat dit gezegde vals is".
"De soldaten die hier zijn" zo spraken zij verder "zijn nog slechter dan de Joden die de H. Stephanus stenigden" en terwijl zij zo spraken wezen zij met de vinger op de schilderij van Stephanus' Steniging die in de kerk van Hoeselt boven het hoogaltaar staat.
NB: de soldaten hadden dus bevel 's avonds Hoeselt af te branden tenzij er een verbod kwam, hetgeen is gebeurd.
In de kapelanij gekomen, vond ik er alles rustig. De ene depeche volgde op de andere. Ik hoorde een officier zeggen "Wir sind abgeslagen". Dan vernam ik weer "Man hat geschossen". De officieren werden boos en kwaad. Maar rond 7 uur begon het spel voor goed, want een soldaat kwam binnen uitroepende: "Man hat geschossen." De jonge officier Von Stunf kwam naar mij toe en sprak mij met een razende gramschap aan: "Herr Kapelaan man hat geschossen, arme arme arme bourgemeister" en terwijl hij deze woorden uitsprak, maakte hij 3 maal bedreigingen met de rechterhand. Ik verstond dat de burgemeester moest doodgeschoten worden. Wat moest ik doen? ik kreeg bevel hem te vergezellen. Was het om de biecht te horen van de burgemeester, was het om ook doodgeschoten te worden? Ik weet het niet! Ik trachtte hem te bedaren en ik moest mee naar het gemeentehuis, waar zes gijzelaars opgesloten zaten. Op straat gekomen riep de officier tot de soldaten: "Revolver, man hat geschossen."
Juist kwam de dokter daar voorbij met de major:" Die bronnen" sprak hij "zijn niet vergiftigd, ik heb het water onderzocht". Goed nieuws dat die officier tot bedaren bracht. Ik mocht toen naar mijn huis terug gaan en de officier ging naar het huis van de koster Peeters, die ervan beschuldigd was geschoten te hebben. Hij ging om dit te onderzoeken.
Gode zij dank dat die officier een onderzoek wilde doen, anders was Hoeselt gelijk zo vele andere dorpen afgebrand geworden. Bij de koster Peeters vond hij de kogel van een Duits geweer. Hoeselt was gered van moord, plundering en brand. Vol vreugde kwam die officier mij het goede nieuws vertellen.
Diezelfde nacht heeft men de sleutels bij de koster gehaald, toren en kerk onderzocht, maar niets of niemand gevonden.
Diezelfde nacht hebben enige soldaten een schone vaars van de weduwe Meyers doodgeschoten, het beste er van afgesneden en 't overschot laten liggen.
In de avond en de nacht van de 15 tot de 16 bleef alles rustig. Hier en daar een kleine diefstal.
Hoeselt bleef gespaard omdat op mijn aandringen Mr Von Stunf een onderzoek heeft willen doen.

Als Gijzelaar
's Maandags namiddag 17 augustus 1914 werd de statie van Hoeselt bezet. Ik kreeg het bezoek van enige soldaten die mij verzochten naar de statie mee te gaan. "Waarom?" vroeg ik."Wij weten het niet" antwoordden zij (maar zij wisten het zeer goed). "Wij zijn bij de pastoor geweest en die heeft ons naar hier gezonden en gezegd dat gij moest gaan". Welke kloekmoedigheid! Al de gemeentenaren waren op de vlucht of hadden zich verborgen of gaven aan den Pruis geld om niet te moeten gaan zitten. De pastoor handelde even laf. Uit vrees, had hij zijn ogen rood gewreven, een rode neusdoek erom gedraaid, en zei hij dat hij ziek was (waar niets van was want 's anderdaags was hij flink gezond en had geen slechte ogen meer). In één woord: hij was herder en had zijn herderlijke plicht maar moeten vervullen. (De Duitse majoor kloeg fel over hem, ook al op de 15de augustus). Ik moest dus mede. De pastoor had de zaak op mijne rug geladen. In de statie gekomen zei de feldwebel: "Wij zijn in ein Hagenland, er is veel gevaar voor ons, gij blijft hier als gijzelaar." Mijn woorden van 'plichtsvervulling als priester' konden mij niet redden. Ik zat in de statie, omringd van revolvers en geweren, bewaakt door een soldaat. Van alle kanten werd ik beloerd. Een man van Rijkhoven die naar Hoeselt kwam om de wijsvrouw te halen, had de handen op de rug gebonden. De feldwebel vroeg mij of ik ook een vrouw had en hoeveel kinderen, hij had nog zijn vrouw en 2 kinderen.
Droevige nacht van vrees en schrik voor mij, maar ook gelukkige nacht omdat niets kwaads geschiedde. 's Morgens werd ik in vrijheid gesteld door die Protestanten.


Hoeselt, zuster Marie-Philomène van de Franse zusters van Voorzienigheid
De goede God heeft ons klooster inderdaad met goddelijke voorzienigheid beschermd tegen de Duitse invasie!
Le moyen dont le bon Dieu se servit pour protéger la maison de l'invasion fut une épidémie de scarlatine, compliquée de diphtérie
Een epidemie van roodvonk en kroep!
zuster Marie-Philomène

Toen de vijand hier, op 15 augustus 1914 wilde inkwartieren hadden we zeven kinderen die besmet waren, min of meer ernstig. Een klein weesje van vijf jaar was de vorige dag gestorven.
Zo vlug mogelijk verwittigden we de militaire autoriteiten dat het voor de soldaten te gevaarlijk was om in het klooster te logeren.
De majoor-dokter antwoordde spottend "dat zullen we dan wel eens zien!" en hij kwam inderdaad op inspectie. Terwijl hij door kamers en zalen liep, schreeuwde hij "Evacuez! ontruimen! ontruimen!"
"Maar het zijn wezen... waar moeten ze naartoe?!!" "Evacuez!!"
Toen opende hij de deur van het kamertje waar het overleden kindje opgebaard lag; haar vader was daar, wenend en biddend... [kinderen van wie de moeder overleden was werden vaak in een weeshuis geplaatst]
'Le teuton se découvrit...' Nu gaf de majoor dus wel enig teken van emotie.
Hij keek nog even naar de vader, een beetje spottend, en haastte zich naar de ziekenzaal... waar hij door hels gehuil en geschreeuw werd begroet. Vooral een ernstig ziek meisje maakte indruk: ze was onmogelijk te kalmeren... De officier was nu overtuigd van het gevaar en hij veranderde van gedacht! Hij vroeg een ontsmettingsmiddel en verliet vlug de ziekenboeg.
Een uur later stond op de grote toegangspoort van het klooster te lezen dat het aan alle soldaten verboden was de drempel van onze woonst te overschrijden! Ordre des chefs du bataillon!
Wij waren gered!!!

Enkele dagen later was er opnieuw alarm. Een nieuw bataljon dat rechtstreeks uit Berlijn kwam, zou één dag kamperen in Hoeselt. Deze soldaten hadden nog aan geen enkel gevecht deelgenomen, ze hadden nog niet kennis gemaakt met de gruwelen van deze onrechtvaardige oorlog.
Het toegangsverbod tot het klooster hing nog altijd tegen de grote poort en zou er nog maanden blijven hangen, waardoor ons veel kommer en kwel bespaard bleef!
Maar... aan het andere uiteinde van het domein ligt een oude, onbewoonde boerderij. Eén van de officieren drong aan om daar een twintigtal van zijn soldaten te laten logeren: hij vroeg alleen maar wat stro, water en aardappelen. We maakten hem duidelijk dat alles wat in de moestuin groeide uitsluitend voorbehouden was voor de weeskinderen, maar toch mochten de soldaten ervan nemen wat ze nodig achtten. De soldaten waren al met weinig tevreden! Hun chef had de beperkte ruimte waarin ze zich buiten mochten bewegen, met een koord afgesloten. Niemand heeft het gewaagd die grens te overschrijden! De volgende dag, om zes uur 's morgens, hebben ze het dorp verlaten.
De Duitsers die het station van Hoeselt bezet hielden waren minder scrupuleus!
Op 2 september 1914 diende één van hen zich hier in het klooster aan en hij vroeg kort en gebiedend: "100 bouteilles de vin!" Honderd flessen wijn! Soeur superieure was ontdaan... "We hebben maar enkele flessen wijn en die bewaren we voor onze zieken".
Met een uitgestreken gezicht kwam het antwoord: "Wij, wij zijn ook zieken! geef ons op zijn minst twintig flessen!"
En wij hebben die bestelling aan het station moeten afleveren.
Die volgende nacht gingen de vermeende zieken zich te buiten in een ware orgie: ze vierden de verjaardag van de capitulatie van Sedan in 1870. Op deze glorieuze dag moesten ze zich toch bedrinken met wijn van Franse religieuzen, terwijl hun kameraden op het punt stonden Parijs te veroveren, de stad waarvan hun leger nog maar enkele mijlen verwijderd was. (dachten ze!)

De meeste weeskinderen zijn naar Nederland gebracht en het is dan vrij rusting geworden in onze communiteit. Toen de vijand in het dorp was zijn er vijf bedden opgeëist, matrassen en beddengoed inbegrepen.
Later, in juni 1915, kwam zich een detachement van 50 soldaten in Hoeselt vestigen. De hoofdofficier wilde in het klooster komen logeren. Moeder Overste was zo vrij hem erop te wijzen dat het klooster tegelijk een huis voor religieuzen was én een maison d'éducation pour jeunes filles. Er waren nog een twintigtal leerlingen.
De officier begreep het. Dus vroeg hij alleen maar beddengoed en tafellinnen voor zijn verblijf in Hoeselt - én dat er maaltijden bereid zouden worden voor hemzelf en drie van zijn soldaten.
Dit maakt dat ongeveer twee maanden lang vier soldaten regelmatig het middagmaal kwamen eten in een klein 'appartement' bij de ingang van het klooster. Ze betaalden elk 0,75 fr.

Eind oktober 1915 kwam een Duitse legerkapelaan, die in Hasselt verbleef, vragen of het mogelijk was van zo nu en dan in onze kapel een bijeenkomst te houden van de katholieke (Duitse) soldaten uit Hoeselt en omstreken, en er dan een mis op te dragen voor hun overleden wapenbroeders.
Dit konden we niet weigeren. De eerste mis, opgedragen met deze intentie, vond plaats op 1 januari 1916. De Duitsers kwamen acht of tien keer samen in onze kapel.
Althoeselt, pastoor Spaas
Het is op zaterdag 15 augustus 1914, feestdag van 0.L.V.-Hemelvaart dat de Duitsers hun inval deden in Althoeselt. Het waren Ulanen. Om 2 uur 's middags kwam een officier op de pastorij. Hij beval mij de inwoners te verwittigen al hun wapens binnen 't uur in te leveren, zo niet zouden de nalatigen doodgeschoten worden. Hij overhandigde mij een papier waarop te lezen stond dat alle levensmiddelen in goud en zilver zouden betaald worden - maar de mensen, vol schrik en angst, hebben alles wat zij vroegen gegeven zonder betaling. Aan officieren en soldaten heb ik wijn moeten leveren maar ze hebben alles betaald. Verder hebben de inwoners niet te klagen gehad over hun inkwartiering. 's Anderdaags, zondag 16 Augustus, in de nacht zijn zij vertrokken.
Maandag 17 Augustus heeft een bataljon voetvolk, 26ste Regiment, de halte van de IJzerenweg bezet. Met 30 soldaten heeft men dan de pastorij omsingeld om de pastoor gevangen te nemen, die op 't ogenblik in de kerk was. De pastorij werd onderzocht van boven tot onder: kamers, zolders, kasten… want zij meenden dat de pastoor zich verborgen had. Intussen hadden twee soldaten mij gevonden toen ik uit de kerk kwam. Dadelijk moest ik mee naar de pastorij, waar de soldaten nog met het onderzoek bezig waren. De aspirant-officier, een commis voyageur van Hamburg die in Brussel en Antwerpen geweest was, ondervroeg mij en beval mij de 2 voornaamste van het dorp aan te duiden die dan als gijzelaars zouden meegenomen worden. Ik weigerde deze aan te duiden en werd door 30 soldaten naar de halte gevoerd. Ze waren fier dat zij den zwarten zwijnhond gevangen hadden.
Het is de onderwijzer geweest die twee mannen aangeduid heeft: W. Buckinx, schepen, en G. Notelaers, voorzitter van de kerkraad.
pastoor Spaas
Deze twee mannen, mijn parochianen, kwamen mij gezelschap houden. Om 10 uur 's morgens heeft men mij gevangen en om 2 uur 's namiddags was ik weer vrij. De twee anderen werden als gijzelaars daar gehouden.
's Anderdaags ging ik mijn parochianen bezoeken. Alles was goed voorbijgegaan, maar 's avonds [18de Oogst] werd er hevig geschoten aan de halte.
'S morgens [19de] om 4 uren werd ik door een meisje van de halte geroepen. Ik ging mijn parochianen bezoeken die zich biechtten, want om 8 uur zouden zij doodgeschoten worden omdat men geschoten had. Ik ging de aspirant-officier, die met 30 soldaten op de zolder lag te slapen over deze zaak spreken. Maar hij snauwde mij toe dat men geschoten had en dat de 2 gijzelaars om 8 uur zouden doodgeschoten worden. En… voegde er bij, dat ik tegenwoordig moest zijn want een hauptman van Tongeren zou afkomen. Om 8 uur was ik op post, de hauptman zei mij dat mensen van hier geschoten hadden. Ik antwoordde dat zulks niet kon zijn. Toen lieten de soldaten de hauptman een cartouche zien die zij op de pastorij gevonden hadden. Het was een afgeschoten cartouche van een carrabijn, gelukkig was de hauptman nog al een goed man en zei: met zulke cartouche kan men geen mens doodschieten. Er was een soldaat bij die nog dronken was van de vorige avond en die kreeg een uitschieting van de eerste goesting naar zijne oren! Toen zei de hauptman "gij pastoor, gij hebt geschoten, gij zult borg blijven naar de ganse omtrek en als er nog geschoten wordt zult gij met de 2 gijzelaars gedood worden".
Wat was er 's avonds [de 18de] gebeurd. De soldaten hadden jenever en wijn gestolen bij de mensen. Op de pastorij hadden zij wijn uit de kelder gehaald en mijn zuster, die alleen thuis was, bedreigd met de revolver dood te schieten als zij zich durfde verzetten. Zij hadden dan zoveel gedronken dat ze allemaal smoorzat waren. Zij begonnen dan te schieten want zij meenden Belgische en Franse soldaten te zien. De aspirant-officier was gevallen en daardoor had hij zich met zijn degen aan het been gekwetst en tegen de hauptman gezegd dat hij geschoten was. Het einde van alles was dat de pastoor aangeschreven werd van geschossen te hebben en de gijzelaars opgesloten bleven.
's Woensdag 19 augustus toen ik de twee gijzelaars aan de halte ging bezoeken, is de familie Rubens met Mgr. Laminne en zijn familie langs de halte voorbijgegaan; zij waren uit Tongeren gevlucht.
Deze soldaten zijn acht dagen gebleven.
Daarna, op 25 augustus, zijn 200 soldaten van 't 35ste, voetvolk, bij de weduwe Fagard op de pachthoeve Ter Poorten tien dagen ingekwartierd. De hauptman was nog al een goed man, van hem bekwam ik aflossing van de 2 gijzelaars die vervolgens vervangen werden door één man van de parochie, tot er - na 14 dagen - niemand meer als gijzelaar is genomen. De hauptman beweerde bij hoog en laag dat er Franc-tireurs in de omtrek waren, want zei hij mij: "gisteren heeft men in As weer één van onze soldaten dood geschoten". Ik zei hem dat die soldaat door Belgische gendarmen was doodgeschoten - wat hij toch eindelijk aannam.
Na het vertrek van deze soldaten is de parochie vrij gebleven, alleen de halte aan de spoorweg is altijd bezet gebleven en het is te Alt-Hoeselt en niet te Hoeselt dat de trein zal stil houden.

Althoeselt, de Franse zusters van Voorzienigheid
De Franse Zusters hadden in Althoeselt een school en een 'tehuis voor ouderlingen'. De school had 3 klaslokalen.
De 15de augustus, 's namiddags, kwam de vijand in Althoeselt aan, maar het was slechts een passage.
Een dokter heeft in één van de klassen gelogeerd.
De volgende morgen bezetten 250 soldaten de drie klaslokalen , de speelplaats en de binnenplaats. De oversten legden beslag op twee kamers aan de kant van het hospice, maar ze drongen niet door tot in onze communiteit.
De soldaten verbleven hier één dag en één nacht, ze gedroegen zich behoorlijk, ze veroorzaakten geen moeilijkheden en ze richtten geen schade aan.
De soldaten hebben wel meerdere keren het klooster doorzocht en ze legden beslag op onze klok.
We hebben o.a. ook vijf matrassen met bijbehorend beddengoed moeten leveren. Die zaken zijn niet teruggegeven of vergoed.
Romershoven, pastoor Michiels
Er zijn op de uithoek van het dorp meermaals troepen doorgetrokken die van Hoeselt kwamen en de weg volgden naar Wintershoven langs de Bruggestraat zodat er in het eigenlijke dorp feitelijk geen doortocht heeft plaats gehad, ook geen inkwartiering.
Wel zijn er tweemaal enige Duitse soldaten gekomen om de wapens en alle schietvoorraad bij de burgers op te eisen. De wapens werden meegenomen naar Hoeselt en daar stuk geslagen.
Op de pastorij hebben zij tweemaal bezoek gebracht om ons te vermanen dat in geval er op grondgebied van Romershoven een schot gelost werd of iets tegen de Duitsers misdaan, pastoor en burgemeester het met de dood zouden bekopen. De bevolking echter heeft nooit de minste vijandige daad gepleegd.
Er zijn geen burgers mishandeld geworden, maar de gemeente heeft in 't begin der bezetting wat hooi, stro en haver moeten leveren.
Schalkhoven, pastoor Claesen
pastoor Claesen
Op 15 augustus, O.L.V.-Hemelvaart 1914 zijn ongeveer 100 Duitse Ulanen hier aangekomen . Ze namen hun intrek op de grote winning of pachthoeve van Mr. Baron de Bormans, bewoond door de kinderen Wouters. Gedurende 3 dagen zijn de Duitse soldaten daar verbleven en de mensen waren genoodzaakt hen te spijzen en nachtverblijf te bezorgen.
Geheel kalm en zonder betalen verlieten zij de parochie op 17 Oogst, en sedertdien hebben wij hier geen inkwartieringen gehad tenzij in 1918 in de maand Juni voor 14 dagen...

Gesteltenis der burgelijke bevolking.
Allen zaten vol schrik ter oorzake van de baldadigheden te Tongeren door de Duitsers. Overal waren er Tongerse mensen bij de inwoners van Schalkhoven gevlucht. Hier in de pastorie verbleven 3 families uit Tongeren gedurende 3 weken.
De kerkelijke diensten werden goed bijgewoond. 's Morgens voor de H. mis en 's avonds voor de rozenkrans was het kerkje opgepropt en iedereen bad met vurigheid.
Op een namiddag, de 19de Oogst, bij het branden te Tongeren heb ik al mijn parochianen gebiecht in de kerk en 's anderdaags was er algemene Communie. Iedereen dacht dat zijn laatste uur geslagen was!
Ik had alle dagen zeer vele H. Communies!
Sint-Huibrechts-Hern, pastoor van Cuyck
Geschiedenis van den Duitsen inval te Hern-St. Hubert
Na enige voorposten kwamen de 15de augustus 1914 van de kant van Hardelingen honderd vijftig Huzaren het dorp ingetrokken, die hier bleven liggen tot de nacht van de 17de. Drie officieren, van wie een Luitenant, namen hun logement op de pastorij. Het waren Hans Aular uit Hanover, Carll. Reske uit Berlijn en een Saxer. Deze hebben zich deftig gedragen, en nergens een hand aan gestoken, alleen de grendels van de slaapkamers uit vrees losgeschroefd, opdat ze niet ingesloten konden worden. Alvorens te vertrekken hadden de huzaren het kasteel van Hardelingen, dat leegstond, geplunterd, alle wijnen en likeuren uitgedronken of naar Tongeren weggevoerd, kasten opengebroken en verbrijzeld. Eén van die dronken kerels wilde het meisje van Breban verkrachten, maar op het hulp-schreeuwen van het meisje kwam een officier en verijdelde het werk van de booswicht.
Nauwelijks waren deze soldaten vertrokken of de 17de, in de namiddag, rond twee uur, kwamen kanonniers en voetvolk het dorp van de kant van de Metser binnen gedrongen. Meer dan honderd wagens met kanonnen geladen, en elke wagen met zes schone paarden bespannen, kwamen liggen in Pippendal. Gans het dorp en het veld naar Werm en Riksingen lag vol soldaten. Er werd een proclamatie voorgelezen: alle wapens moesten ingediend worden. Pastoor en burgemeester werden als gijzelaars in de pastorij opgesloten. Zij werden bedreigd door den grijzen Commandant Majoor van doodgeschoten te worden, als er een schot door de burgers gelost werd. Het waren dezelfde mannen die in Heure-le-Romain de pastoor en de burgemeester hadden gemarteld en gedood. God dank! Alles was rustig gebleven en bij het krieken van de dag hadden ze al het dorp verlaten in de richting van Kerniel, Alken.
De 26ste augustus 1914 kwam de wacht van Tongeren en eiste van ons dorp veertien koebeesten en elf vette varkens. De mensen moesten hun eigen beesten drijven tot in Boir en kregen als betaling een papierke.
Werm, pastoor Willinck
Zoals overal hier in de omtrek deed de vijand zijn intrede op 15 augustus 1914 omstreeks 1 uur namiddag.
Niets bijzonders is er voorgevallen in de parochie.
Een officier der Uhlanen kwam aan de pastorij aanbellen voor inkwartiering voor 5 officieren. Ik had slechts 3 kamers ter hunner beschikking.
Deze sprak Frans, was koud doch correct; na nog enige vragen en antwoorden, zei ik: "Sprechen Sie nur Deutsch".
"Oh! Herr Pfarrer sprechen Sie Deutsch!"
Dat was getroffen. Hij voelde zich thuis en veilig.
(Deze opmerking heb ik meer horen maken als men de schijn gaf het met hen te menen: Deutschland über alles.)
Hij trok af en kwam weldra terug met nog zeven anderen. Hebt gij gegeten? - Neen - Marie kunt gij wat klaar maken? en acht mannen zaten weldra aan tafel.
Ik zei dat de bevolking bevreesd was en geenszins in staat een vijandelijke daad te plegen; maar dat ik hoopte dat van hun kant de soldaten de bevolking niet zouden verontrusten. "Zo willen wij het ook" was het antwoord. Later zei een overste tegen een soldaat: hier niets aanvangen, Es sind brave Leuten.
Daarna wenste ik hun goede eetlust en ging naar de kerk om de catechismus van volharding te houden, maar in plaats daarvan stelde ik het Allerheiligste uit; de klokken luidden als naar gewoonte voor het Lof en er werd geen aanmerking gemaakt.
Na de diens en nadat ik mijn brevier had gebeden, heb ik de bevolking opmerkzaam gemaakt dat zij mij konden komen opzoeken als zij iets te vragen hadden of bekomen wilden, want de Oversten waren hier geherbergd.
De Duitsers hadden een rund, een schaap, enz... opgeëist en men kwam mij vragen wat te doen. Ik ging eens zien.
Duitse soldaten hadden gezegd dat Luik gevallen was. Dat kan zijn, zei ik, maar dan hebben zij slechts kapotte stukken. Een officierke die dat hoorde vroeg of hier nog geen pastoor gefusilleerd was.
De Duitsers bij mij waren weldra gemoedelijk, en ik deed hen inzien welk onrecht zij aan België pleegden tegen alle verdragen. - Wij konden niet anders. - Dan had uw keizer bij zijne plechtige ontvangst te Brussel niet moeten zeggen "zij hebben van Duitsland niets te vrezen". Tot slot van rekening erkenden zij toch dat hun optreden onrechtvaardig was - maar toch - Waren zij niet de sterksten? En macht boven recht. Zo de Duitsers maar niet de beschaafde wereld.
Men vroeg mij naar de Universiteiten van België. Ik antwoordde: er zijn er vier. Twee van de staat: Luik en Gent. Twee vrije: Brussel en Leuven; deze laatste de roem van de katholieken van België. Ik merkte de verbazing op hun gezichten want zeker wisten zij wat deze [universiteit] wachtte. Ik meen dit aan Mgr Laminne vier dagen later bij zijn uittocht uit Tongeren te hebben medegedeeld.
Zo had mijn Duits spreken ons gespaard!

De burgemeester en enige inwoners werden als gijzelaars aangehouden.
Vier dagen later de 19 Aug. had ik de eer Mgr. Laminne met de familie Rubens-Laminne een paar uren te ontvangen. Zeer graag had ik die eer voor langere duur willen hebben, maar zij wensten zich zo spoedig mogelijk uit de voeten te maken, want in Tongeren was het niet veilig. Ik had het geluk hen te vergezellen tot over de spoorweglijn, en ik meen nog altijd de kreten der wachten te horen: "Hinden empor!" Handen omhoog! tot driemaal toe - en dan aftasten. Ik maakte de wachten opmerkzaam dat zij met vreedzame burgers te doen hadden, en dat zij vrouwen en kinderen niet onnodig schrik moesten aanjagen. Eindelijk klonk het: "durchlassen!"


Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be