Hoeselt Vrugger   |     Contact   |     Zoeken
 
 

 

Ach zo zat dat

Waarom de kerkdeur niet op slot mocht...

...en andere wetenswaardigheden over het huwelijk in het Ancien Régime
Trouwen!
Het heeft eeuwenlang geduurd eer de Kerk het huwelijk tot sacrament heeft verheven - of het althans als dusdanig heeft erkend.
In feite is er pas in de 12de eeuw sprake van het huwelijk als sacrament - een opvatting die tot in de 16de eeuw een discussiepunt bleef.

Natuurlijk had de Kerk al van in den beginne haar eigen visie op deze ingrijpende gebeurtenis. En had ze ook haar eigen regels en wetten.

Tot in de vierde eeuw bleef het huwelijk een privé-aangelegenheid en werd er getrouwd volgens de plaatselijke - en dus oeroude - gebruiken. Op vele plaatsen gewoon "aan huis".
In de vierde eeuw maakte Constantijn de Grote van het christendom de staatsgodsdienst... en we werden allemaal, willen of niet, lid van die éne grote gemeenschap: de ecclesia of Kerk.
De komst van het christendom, op de ene plek wat later dan op de andere, haalde het huwelijk uit de privé-sfeer. Trouwen werd een openbare aangelegenheid: er moest nu getrouwd worden 'clara luce, in facie ecclesiae' of bij volle licht, ten aanschijn van de hele kerkgemeenschap.

Clara luce, in facie ecclesiae
Het was dus erg belangrijk dat er niet in het verborgene getrouwd werd: iedereen mocht getuige zijn, maar minimum twee getuigen moesten aanwezig zijn. Iedereen mocht ook tot in de laatste minuut zijn (of haar) bezwaren tegen de verbintenis uitspreken of uitschreeuwen.
Tot het einde van het Concilie van Trente (1545-1563) werd het jawoord daarom gegeven buiten de kerk, bij voorkeur voor de kerk: in het kerkportaal (met open deur) of op het kerkhof.

Na het concilie
Het Concilie van Trente besliste dat de inzegening van het huwelijk in de kerk moest gebeuren. Nog altijd met open (niet-gesloten) deuren.
In het bisdom Luik duurde het nog aardig wat jaren eer de nieuwe regelgeving verplicht van kracht werd. En wel tot in de jaren 1620.
In Hoeselt dateert het oudste "huwelijksregister" van 1624. In de eerste jaren zijn er nog maar weinig huwelijken geregistreerd. Te weinig voor een parochie als Hoeselt. Alle begin is moeilijk... ook voor een pastoor.

Laten ook wij beginnen bij het begin... wie aan trouwen dacht moest zich eerst verloven.

De verloving of de ondertrouw
De verloving was de verplichte eerste stap naar het huwelijk. Blijkbaar werd die eerste stap nogal eens overgeslagen.
Allereerst moesten de trouwlustigen ervoor zorgen dat hun ouders het onderling eens waren over het komend huwelijk én over de huwelijksgiften die zij het jonge koppel zouden meegeven. Dit resulteerde dan in een huwelijkcontract - dat in feite door de ouders gesloten werd en huwelijkse voorwaarden werd genoemd. Zulke contracten werden in Hoeselt, in de 17de eeuw, opgemaakt door de pastoor. (pastoors mochten ook als notaris optreden). Niet iedereen gaf zijn kinderen een bruidsschat mee, maar toch hebben opvallend veel ouders hun kroost met een klein startkapitaal - in geld of in natura - het leven ingestuurd.

De verlovingsplechtigheid vond plaats in de kerk, mét getuigen. De verloving was een huwelijksbelofte terwijl de essentie van het huwelijk zelf de trouwbelofte was! De toekomstige partners gaven, met hun rechterhanden op elkaar in die van de pastoor, het jawoord op de vraag of ze - binnen de 40 dagen! - met elkaar zouden trouwen.
Op dat huwelijk moesten ze zich ondertussen voorbereiden door een goede biecht te spreken en ... zich te onthouden van al te lichamelijke contacten!

De drie bannen
Op de drie zondagen die voorafgingen aan de trouwpartij, kondigde de pastoor in de hoogmis het nakend huwelijk aan. Dat waren de roepen of de bannen. Hierbij wees de pastoor de parochianen op hun plicht elk mogelijk huwelijksbeletsel kenbaar te maken.
De vicaris-generaal van het bisdom kon dispensatie verlenen voor één, twee of drie bannen. Dat gebeurde met een document, gezegeld met een rode zegel. Men trouwde dan met den rooden zegel of per vim rubri sigilli.
Van deze snelle procedure werd nogal eens gebruik gemaakt door koppels die kort vóór de gesloten tijd tot het besef kwamen dat wachten tot ná die tijd geen optie was.
Gesloten tijd
In het kerkelijk jaar waren er twee perioden waarin niet getrouwd werd: de advent en de vasten. Dat was de gesloten tijd. In principe was in de gesloten tijd zelfs seks verboden. Alleen in principe.

Dispensatie
Wie om zeer dringende redenen niet kon wachten met trouwen totdat die gesloten tijd voorbij was, moest dispensatie of vrijstelling aanvragen bij de hogere kerkelijke instanties.
Ook wie een verwant als huwelijkspartner koos had daarvoor een toelating nodig en dat gold tot en met een verwantschap in de vierde graad (dezelfde betovergrootouders).
Bij een tweede huwelijk met een partner die behoorde tot je vorige schoonfamilie behoorde je eveneens vrijstelling aan te vragen.
Voor een huwelijk van neef en nicht moest de dispensatie zelfs uit Rome komen.
Het huwelijk
Er is lang discussie geweest over het antwoord op de vraag: wie dient het sacrament van het huwelijk toe: is het de pastoor of zijn het de partners zelf? Als we ons baseren op de terminologie die de Hoeseltse pastoors gebruikten bij het registreren van de huwelijken moeten we vaststellen dat ze het zelf ook niet wisten... Tot het einde van de 18de eeuw gebruikten ze -door elkaar- twee soorten uitdrukkingen:
- in matrimonio junxi... of in matrimonio copulavi... wat begrepen moet worden als 'ik, de pastoor, heb het sacrament van het huwelijk toegediend'
- in matrimonio juncti sunt... of 'zijn in het huwelijk verenigd'... hetgeen nog niets zegt over wie hen verenigd heeft maar ruimte overlaat om te denken dat het de trouwers zelf waren...
Tegenwoordig zijn het man en vrouw zelf die elkaar het sacrament toedienen...

Aan de deur van de parochiekerk werd je onthaald door je vrienden, kennissen en andere nieuwsgierigen: het 'haag-vormen' aan de kerk is een eeuwenoud gebruik!

Het was de pastoor - en niet de kapelaan of een andere geestelijke - die het huwelijk mocht inzegenen. De pastoor kon wel een plaatsvervanger aanstellen, maar je mocht of kon de pastoor niet passeren.

De pastoor kwam, met een brandende kaars in de hand, het paar afhalen aan de ingang van de kerk. Aan het hoofdaltaar overhandigde de man de trouwring aan de pastoor. DE trouwring, jawel, één ring. Alleen voor de vrouw. Het geeft te denken! Mannen zullen het pas in het midden van de 20ste eeuw aandurven een trouwring aan hun vinger te laten schuiven.
De pastoor voerde een zegeningsritueel uit met die ring en legde hem terug in de rechterhand van de man. Dan bracht hij de rechterhanden van bruid en bruidegom samen en wikkelde er zijn stola rond. Zo werden de trouwbeloften uitgesproken:
De bruidegom herhaalde, met luide stem, de woorden die de pastoor hem voorzei.
Dan kwam de bruid aan de beurt. Tot in de late 17de eeuw hoefde de vrouw in het bisdom Luik alleen maar "ja" te zeggen. Nadien moest ze, zoals haar man, de voorgezegde woorden herhalen.
En daarna werd de ring aan de ringvinger van de rechterhand van de bruid geschoven - alhoewel het in ons bisdom ook een andere vinger mocht zijn...
Tenslotte registreerde de pastoor de datum van het huwelijk en de namen van bruid, bruidegom en van twee getuigen in het huwelijksregister.

Een huwelijksmis was niet noodzakelijk, wellicht zelfs niet gebruikelijk. Men kon altijd een gewone dagelijkse mis horen, voor of na de huwelijksceremonie. Dat bracht geen extra kosten mee.

De prijs
Trouwen was niet goedkoop! Zowel de pastoor als de koster hadden recht op een fikse vergoeding die men huwelijksrechten noemde.
In 1658 zijn de tarieven die geldig waren voor het hele aartsdiaconaat Haspengouw in een statuut vastgelegd.
het dagloon van een goede arbeider bleef veelal onder 1 gulden
1 gulden = 20 stuivers

Elk van de echtgenoten moest 6 gulden betalen: 4 aan de pastoor en 2 aan de koster.
In de parochie Hoeselt hanteerde de Kerk van oudsher en tot 1700 echter een eigen tarief.
Voor een huwelijk met drie voorafgaande roepen betaalden de trouwers in Hoeselt samen éénmaal 4 gulden aan de pastoor en 2 gulden aan de koster.
Bij een huwelijk met dispensatie (bijvoorbeeld bij vrijstelling van de bannen) verdubbelde de prijs.
Na de ceremonie offerden de echtgenoten een zilveren munt van minstens 5 stuivers.
Als men om een eerbare reden (!) in een andere parochie wenste te trouwen betaalde men de pastoor van Hoeselt een beker wijn.
In 1700 legde de aartsdiaken aan de Hoeseltse parochianen de Haspengouwse huwelijksrechten op waarbij man en vrouw allebei het volle tarief betaalden. Maar in het begin van de jaren 1730 ontstond er nogal wat misnoegdheid omtrent dit onderwerp en beriepen de Hoeselaren zich op het gewoonterecht. Ze kregen gedaan dat de oude tarieven opnieuw werden toegepast.

De plaats
Huwelijken werden ingezegend in de parochiekerk van de bruid. Van die regel kon, mits toestemming, wel eens afgeweken worden.
Pastoor Jan van Hinnisdael (1689-1726) liet zich in zijn pastorale taken nogal eens vervangen door de paters Karmelieten die hun klooster hadden in Munsterbilzen. Voor huwelijken die hij niet zelf kon inzegenen stuurde hij meermaals de trouwers naar Munsterbilzen om daar bij de paters hun jawoord te geven. Maar diezelfde pastoor van Hinnisdael maakte zich ook enorm druk toen hij merkte dat één van zijn parochianen, de zoon van de pachter van Damereis, in 1689 zonder zijn toestemming in de nabijgelegen kerk van Beverst getrouwd was - terwijl hij daar niets te zoeken had... De bruid kwam uit Holt, en Holt behoorde tot de parochie Bilzen. Het huwelijk is twee jaar later overgedaan in Hoeselt.

Het allerlaatste huwelijk dat in het Althoeselts huwelijksregister opgetekend staat is dat van twee parochianen die door pastoor Willem Noben op 17 september 1797 wegens de tempore belli, de oorlogsomstandigheden, naar Tongeren waren gestuurd om daar in het kapittel getrouwd te worden.
In feite waren op dat ogenblik de kerken al gesloten en mochten de geestelijken, die de eed van trouw aan de republiek niet hadden afgelegd, van de wereldlijke overheid hun ambt niet meer uitoefenen.
De Kerk ging toen tijdelijk ondergronds!

Het uur
Dankzij de ijver en de accuratesse van twee Althoeseltse pastoors die hun registraties aanvulden met het uur van de huwelijksinzegening, weten we dat er - zeker in het laatste deel van de 18de eeuw - kon getrouwd worden op elk uur van de dag. En dat ging van vier uur 's morgens tot acht uur 's avonds.
De Althoeseltse gegevens mogen gerust veralgemeend worden. Immers Arnold Galdermans, die in 1765 pastoor werd in Althoeselt, had eerst als kapelaan de stiel geleerd in Hoeselt. En bovendien registreerde hij ook de huwelijken die zijn parochianen elders sloten - met het tijdstip.
In Althoeselt zelf was 12 uur 's middags het favoriete tijdstip. Rekening houdend met de buitenparochies zijn er twee voorkeurmomenten: zeven uur 's morgens en het middaguur.

clara luce?
De vroegste plechtigheid, om vier uur, vond plaats in Mal.
Maar ook in Althoeselt verkozen sommige bruidsparen de duisternis: om vijf uur 's morgens in april, of om zes of zeven uur in november - 's morgens én 's avonds - was het donker. En toen was donker nog pikdonker!

De dag
Het is niet zo moeilijk vanuit een datum de weekdag te bepalen. We deden dat voor alle Hoeseltste en Althoeseltse huwelijken. En kwamen tot enkele verrassende vaststellingen!
Het meest opvallend feit is dat er ook op zondag werd getrouwd!

De keuze van de trouwdag lijkt trendgevoelig en groeide soms zelfs uit tot een echte rage.
Zo is er niet naast te kijken dat in de periode 1770-1797, waarin zowel gegevens voor Althoeselt als voor Hoeselt aanwezig zijn, de zondag veruit DE trouwdag was!
De zondag begon zijn opmars in 1740, ten koste van de donderdag - die vooral in de eerste helft van de 18de eeuw de favoriete trouwdag was. In de 17de eeuw was de woensdag de meest gekozen huwelijksdag, gevolgd door de vrijdag.
De bijgevoegde diagrammen laten dit duidelijk zien. (klik op de link)

De Lindekapel
Er was tenslotte nog een romantisch plekje in Hoeselt waar zo nu en dan een huwelijk plaatsvond: de Lindekapel. Het ging voornamelijk om Althoeseltse bruiloften. De kapel, die op de grens ligt van Hoeselt, Althoeselt en Werm, had in de 17de eeuw een ferme dotatie gekregen van pastoor Libotte (+ 1682) van Althoeselt. De schenking was bedoeld om een eventuele wekelijkse mis in de Lindekapel te bekostigen. Hierin ligt de verklaring voor het feit dat de kapel vooral door de parochie Althoeselt gebruikt werd. Het is merkwaardig dat van de eerste vijf huwelijken die - vanaf 1770 - in Althoeselt zijn opgetekend er vier opeenvolgend gesloten zijn in de Lindekapel. Het oudst bewaarde huwelijksregister van Althoeselt dateert van 1770 zodat het niet mogelijk is na te gaan of we te maken hebben met een oudere gewoonte, een trend of een toeval. In elk geval zijn er daarna maar twee Althoeseltse koppeltjes meer in de kapel getrouwd: in 1777 en in 1785. In de Hoeseltse registers komen drie vermeldingen voor van een huwelijk in de Lindekapel: in 1749, 1758 en in 1761. Dit laatste met de pastoor van Althoeselt als bedienaar.


Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be