Hoeselt Vrugger   |     Contact   |     Zoeken
 
 

 

Ach zo zat dat

25 september 1328: de slag bij Hoeselt

zegel van graaf Reinald II van Gelder
Het is zondag 25 september, het feest van Sint Firmijn.
In de ochtend heeft graaf Reinald II van Gelder zijn legerkamp bij Maastricht opgebroken om met zijn soldaten verder te trekken naar de aangeduide bestemming: Hoeselt.
Als bondgenoot van de prins-bisschop van Luik heeft Reinald gehoor gegeven aan de dringende oproep van deze prins om met zijn troepen op de afgesproken dag aan te komen op de afgesproken plaats. De prins-bisschop heeft hem zijn domein Hoeselt aangewezen als uiteindelijk kampement om van daaruit de stad Tongeren te belegeren.

De dag loopt nu op zijn einde.
De Geldersen strijken met zo'n 1200 man neer in de velden van Hoeselt. Ze slaan er hun tenten op en voelen hun magen grollen: de honger knaagt! Wat schaft de pot? Hoog tijd dat er eten op tafel komt!
Aan de dis zullen ze echter die avond niet meer geraken, velen van hen zelfs nooit meer...


De tijdsgeest: het moeizaam ontwaken van een prille vorm van democratie
In de laatste jaren van de 13de eeuw, maar vooral in de eerste decennia van de 14de eeuw, beleefden de Lage Landen - en zeker het 'Land van Luik' - scharniermomenten in hun sociale geschiedenis. De steden verwierven langzamerhand eigen rechten en zeggenschap over materies die eerder uitsluitend tot de bevoegdheid van de 'landsheer' behoorden. Dat ging niet zonder slag of stoot. Daar moest voor gevochten worden! Het was, in de letterlijke zin van het woord, een periode van burgeroorlogen!

In het land van Luik, het 'Prinsdom' Luik, vormden op enkele uitzonderingen na alle steden een verbond tegen hun bisschop die ook hun prins en landsheer was. De stad Luik was de grootste en hevigste rebel. Naast de Waalse steden maakten de Dietse steden Tongeren, Sint-Truiden en Maastricht deel uit van het verbond. [Sint-Truiden en Maastricht waren maar gedeeltelijk 'Luiks' en hielden zich in verschillende conflictsituaties eerder afzijdig].
Alleen de stad Hoei bleef de prins-bisschop, die ook graaf was van Hoei, in deze burgeroorlogen door dik en dun onvoorwaardelijk trouw.

Tegenstanders
In het Luikerland leefden echter niet alleen de prins-bisschop en de steden met elkaar in onvrede. Er waren nog andere bevolkingsgroepen die mekaar niet konden lijden of luchten...

Zo werd in de jaren 1297-1335, weliswaar met tussenpozen, een privéoorlog uitgevochten tussen de Awans en de Waroux. Tussen deze twee adellijke families was - om een kleinigheid - een geschil ontstaan dat zou culmineren in een aanslepende oorlog.
In een mum van tijd stond de Haspengouwse landadel paraat om partij te kiezen: de jonkers, ridders en baronnen bekenden zich tot- en schaarden zich achter- één van beide aanvoerders en trokken tegen elkaar ten strijde. Want oorlog was zowel een erezaak als een gepassioneerd tijdverdrijf!
De Haspengouwse adel was dus verdeeld in twee kampen en die twee kampen kozen óók partij in de burgeroorlogen. Ze streden altijd tegen elkaar, maar niet altijd met dezelfde partner (prins/steden)! Als de Awans achter de prins-bisschop stonden steunden de Waroux de Luikse stedenbond. En vice versa. Maar de situarie was nog ingewikkelder: Niet elke ridder of edelman bleef bij zijn eerste keuze: in de loop der jaren kozen aanhangers van Awans voor Waroux en omgekeerd.

En dan waren er de kanunniken van het Sint-Lambertuskapittel van Luik. Alhoewel zij een belangrijke rol speelden bij de keuze van de bisschop, gingen zij niet altijd akkoord met zijn beleid. Ook in hun rangen heerste verdeeldheid: een deel van het kapittel volgde de prins-bisschop, een ander deel trok partij voor de stad Luik! En ook in deze kringen werd regelmatig van partij gewisseld!

Het voorspel
De zomer van 1328 was uitzonderlijk heet geweest! Figuurlijk dan toch. Vooral de steden (in verschillende bronnen laatdunkend 'het plebs' genoemd) en hun bondgenoten verwoestten kastelen, plunderden dorpen en brandden ze plat, met man en muis...
De prins-bisschop en zijn aanhang hanteerden dezelfde praktijken.

Luik: de spanning ten top
Nu voerde de stad Luik, uit geldgebrek, opnieuw de belasting in op wijn en zout. Een erg teer punt in Luik! De belasting op etenswaren was in 1287, na een vergaand meningsverschil tussen stad en landsheer door een 'paix' of vredesverdrag verboden. Werd het verbod niet nageleefd dan volgde excommunicatie.
De meerderheid van de geestelijken - en dat waren er heel wat in Luik - weigerde de opnieuw ingestelde belasting te betalen. Ze namen nog liever de vlucht. De magistraat van de stad verbood hen de stad Luik te verlaten en hij ging nog een stap verder. Eén stap té ver: iedere burger die een 'vluchtende clericus' kon aanhouden mocht zelf beslissen wat hij met de persoon in kwestie en met diens bezittingen zou doen!
Zo belandden 52 clerici in de gevangenis en hun bezittingen werden aangeslagen. De meeste anderen slaagden erin te ontkomen naar Hoei.
De prins-bisschop, die zelf niet in de stad aanwezig was, reageerde furieus en dreigde ermee, op grond van het oude vredesverdrag, iedereen die de genoemde belasting betaalde te excommuniceren.

Waarop Luik haar verbannen en vogelvrijverklaarde inwoners terug naar de stad riep en huurlingen aanwierf.

De prins
Prins-bisschop Adolf vander Marck, geschokt en verraden door het gedrag van zijn vurige stede reageerde op een toch wel erg eigenaardige wijze: hij zou overgaan tot de belegering van Tongeren, de stad die in de laatste woelige dagen de 'innigste' betrekkingen onderhouden had met de Luikenaren.
Adolf vander Marck trommelde zijn bondgenoten op. Hij wees hun Hoeselt en Alken aan als de legerplaatsen waar ze uiterlijk op 25 september verwacht werden. Van daaruit konden ze dan gezamenlijk overgaan tot de belegering.

Zijn belangrijkste bondgenoten waren:

de graaf van Gelder
de graaf van Marck
de graaf van Gullik
de graaf van Berg
de heer van Cuyck
en enkele Brabantse edelen

Reinald II, de graaf van Gelder, moest zijn tenten opslaan in Hoeselt, de graven van Marck en van Gullik logeerden in Alken. [Hoeselt en Alken behoorden aan de prins-bisschop]
De prins-bisschop koos de commanderij Biesen als tijdelijke verblijfplaats voor zichzelf en zijn overige medestanders.

Ondertussen in Luik
Blijkbaar hadden de Luikenaren al weet van het nakend beleg van Tongeren, en toen ze door hun informanten gebrieft werden over de opmars van Reinald II van Gelder met 1200 'gehelmde' soldaten, beslisten ze onmiddellijk te vertrekken om hun zusterstad Tongeren te helpen ontzetten!

De slag
25 september 1328
Luikenaren én Tongenaren trokken de Geldersen tegemoet. Ze rekenden erop dat ze hun vijand bij verrassing konden treffen. En dat lukte! Ze bereikten Hoeselt op het moment dat de Geldersen hun tenten opsloegen.
Hun komst veroorzaakte grote verwarring.
De Luikenaren [vanaf hier verstaan we onder deze naam: het leger van de steden] wierpen zich met verbetenheid op de Geldersen. Ze zwaaiden, sloegen en staken met hakbijlen, lansen, zwaarden en messen.
Nooit zag men een meer geslaagde charge, nooit vochten de Luikenaren zo dapper! Ze wierpen de Geldersen drie roeden achteruit.
Jean des Preis
Bij dit eerste treffen vielen vele doden, vooral in het Gelderse kamp.
Vervolgens stormden de Gelderse ruiters, met het zwaard in de hand, op de Luikenaren in. Maar de stedelingen bleven verwoed hakken en steken: de Geldersen weken massaal!

Eindelijk verscheen Reinald van Gelder himself ten tonele en galoppeerde naar de strijdlinie. Hij sloeg de Luikenaren met bosjes neer, maar werd dan zelf omsingeld en aangevallen. Zijn paard was een gemakkelijk doelwit: het werd geslagen en bestookt met lansen en messen; het was op meer dan twintig plaatsen getroffen; de darmen hingen uit zijn buik... nog even en man en paard zouden op de grond stuiken. In een ultieme laatste poging slaagde Reinald er in het cordon te doorbreken en terug te keren tussen zijn soldaten.

Op dat ogenblik vernam de prins-bisschop, die zich in Biesen het avondmaal liet smaken, hoe slecht het er voor de Geldersen uitzag, hoe groot hun verliezen waren en hoe klein de hoop nog was.

Toen de prins en zijn bondgenoten het slagveld bereikten bleek dat verlaten. De Geldersen waren uiteengeslagen en verdreven; ze verscholen zich in de velden en tussen de struiken.
En de Luikenaren? Die hadden Hoeselt al ingenomen! Ze waren zinnens er de nacht door te brengen en de Gelderse legertros te plunderen.

In volle wapenrusting en omgeven door een grote groep goedbewapende ridders verscheen de prins-bisschop in Hoeselt. Hij eiste het dorp, zijn dorp, voor zich op.
De Luikenaren lieten zich niet intimideren: ze stonden gevechtsklaar tegenover hun prins.

Het schemerduister ging over in de nacht. In de verte kwamen de gehergroepeerde Geldersen aangerend met brandende fakkels.
Dit was het juiste moment: de prins aarzelde niet en hakte met zijn vlijmscherp zwaard in op de stedelingen: wie geraakt was, was gezien!

De Luikenaren deinsden achteruit, ze verloren de moed ...en de slag.
Verslagen namen ze de vlucht. Naar Tongeren, naar Luik.


Vuil spel
Gelderse ruiters achtervolgden de vluchtende stedelingen. Op hun terugtocht werden meer Luikenaren en Tongenaren gedood dan in de voorbije veldslag!
De Geldersen maakten een groot aantal krijgsgevangenen. De tachtig 'kapitaalkrachtigste' gevangenen zouden, als gijzelaars, de graaf later een fortuin aan losgeld opleveren.

Daarna
De doden geteld
De bronnen zijn verdeeld:
De stad Luik telde op zijn minst 411 gesneuvelden; volgens sommigen bedroeg het aantal doden en vermisten voor Luik en Tongeren zelfs 800 tot 1200.
Ook de armere krijgsgevangenen mogen gerust bij de doden gerekend worden.
De graaf van Gelder verloor vermoedelijk 300 van zijn 'gehelmde' soldaten.

Het beleg van Tongeren
Maandagmorgen, 26 september, gaf de nobele prins het bevel op te rukken naar Tongeren.
Bondgenoot 'van Gelder' haakte af. Voor hem gold het veilig wegleiden van de waardevolle gijzelaars als prioriteit. En had hij zijn bijdrage niet geleverd? 300 gesneuvelden, dat kon tellen!

Het beleg begon zonder de Geldersen maar mét versterking uit Hoei, Bouillon en Franchimont.
Binnen de muren stonden te Tongenaren er alleen voor: hun Luikse vrienden, teruggekeerd in eigen stad, likten er hun wonden.
Tongeren was echter uitzonderlijk goed voorbereid op het beleg: de poorten en muren waren gebarricadeerd met bomen en hopen aarde. Het ontbrak de prins-bisschop en de zijnen, volgens de kronieken, aan middelen om in die versterking een bres te slaan.
En de bondgenoten zagen geen heil in een langdurig beleg... zodat er, enigszins tegen de zin van de prins, gedacht werd aan onderhandelen.

La Paix de Wihogne
In 1326 waren in Wihogne al onderhandelingen gevoerd tussen de prins en de stad Luik. De paus zelf had een neutrale bemiddelaar aangesteld die met beide partijen het Compromis de Wihogne uitwerkte. Hierin erkende de prins, met enige beperkingen, de 'vrijheden' die de stad na jaren van opstand als de hare beschouwde.
Nochtans weigerden de stedelingen het akkoord te aanvaarden.

Op 4 oktober 1328 kwam in Wihogne hetzelfde compromis ter tafel. Nu met meer beperkingen! En met boetes, die de steden moesten betalen aan de prins, het Sint-Lambertuskapittel en de kanunniken.

Dit keer aanvaardden de steden het akkoord wel. Het ging de geschiedenis als La Paix de Wihogne.

Voor een échte vrede tussen de stad en haar prins was de tijd echter nog niet rijp...

Nabeschouwingen
Het verslag van de slag
In de 14de eeuw werd de slag bij Hoeselt door verschillende auteurs beschreven.
Jean des Preis, alias Jean d'Outremeuse, en Jan van Hocsem deden dat zelfs erg uitgebreid en gedetailleerd!
Het is voornamelijk de kleurrijke kroniek van Jean des Preis die aan de basis ligt van ons relaas.
Maar terwijl des Preis het uitsluitend over Luikenaren had, streden bij Jan van Hocsem de Tongenaren aan hun zijde. Deze visie is zeker de meest plausibele.

Middeleeuwse cijfers, zowel de getalsterkte van de legers als het aantal doden, zijn haast nooit betrouwbaar. De getallen zijn gekleurd door de partijdigheid van de verslaggever!

In het veld van Hoeselt...
De plaatselijke overlevering, als verhalen en sagen neergeschreven door Lambrecht Lambrechts, heeft het over vondsten van hoefijzers en verroeste wapentuigen in de omgeving van de W'olstr'ot, de Valkensteeg, de Demerbeemden en het Broek.
Dit zou mogelijk de omgeving kunnen zijn waarin het treffen plaatsvond...

Volgens de kroniekschrijvers lag het tentenkamp van de Geldersen niet zo ver van het slagveld. Hadden de Geldersen hun kamp opgeslagen op de plek die we nu kennen als Tentingen?

Het Tentingenveld is te situeren tussen Grimmertingen (met o.a. de Motmolen) en Buckinxlinde.
Om kans te maken moet de plaatsnaam jonger zijn dan de gebeurtenissen! En om dit te verifiëren staan ons maar weinig bronnen ter beschikking!
De oudste teruggevonden vermelding dateert uit 1355: in een cijnsregistertje van Alden Biesen worden enkele roeden land vernoemd "...dy gelegen sin in dye Tenting bempt te Grimertingen".
Dit zou mogelijk de plek kunnen zijn waar de Geldersen hun tenten opsloegen...

Ook de Moordkuil, in het veld van Althoeselt, wordt geassocieerd met deze veldslag; namelijk met de plaats waar de terugtrekkende Luikenaren en Tongenaren in de rug zijn aangevallen en neergeslagen.
Maar hier kunnen we zeker zijn: de plaatsnaam Mortcule bestond daar al vóór 1328. Hij is terug te vinden in het oudst bewaarde goederenregister van Alden Biesen en werd ten laatste neergeschreven in 1317.

Nog enkele faits divers
verzen...
Er bleef een Gelders lofdicht bewaard over de slag bij Hoeselt. Weliswaar is het jaartal, dat zowel in het gedicht als in het bijhorend chronogram én in de toegevoegde tekst voorkomt, verkeerd! Nochtans bestaat er geen twijfel: het gaat wel degelijk over de slag van 1328.
de heraut van Gelre, vermoedelijke schrijver van het gedicht
In de navolgende tekst staat nog een onnauwkeurigheid: de stad Hoei nam niet deel aan deze veldslag en ze was zeker niet de bondgenoot van de stad Luik. Hoei stond aan de zijde van prins-bisschop.
HoesseLt fIrMInI CrVCIantVr VI LeodInI

Dusent ccc xx ende twee,
Soe gesciede menighen Ludeker wee,
Tot Hoeselt up dat velt,
Daerre menich bleef ongetelt,
Ende biscop Alof van der Marc
Jeghen hem street met here starc;
Opten dach sinte Firmijn,
Als dit vaers voren seit int Latijn

In den jare ons Heeren Jesu Christi mccc ende xxij, des sonnendaechs na Sinte Matheus daghe, soe street die grave Reynout van Gelre, metten brunen hoefde, tot Hoeselt, daer die van Luyc ende van Huy warden versleghen; ende daer bleef van der gelresche syde Heer Robrecht van Arckel, Hubert Schene van Culenburch, die heer van Oeye, en veel goeder luden met hem
.
...en kanonnen
Is het mogelijk dat Hoeselt getuige was van een merkwaardige historische primeur?

...toen in 1328 toen Graaf Reinout II van Gelder ter hulp des Bisschops adolf van der marck toegeschoten de Luikenaars en Brabanders (!) die eene zeer groote overmagt hadden bij Hasselt (!) versloeg in welken bloedigen slag men zegt dat het eerst hier kanonnen zijn gebruikt geworden...

(uit een Nederlands geschiedenisboek, 1835)
Hasselt = Hoeselt

Met deze eerste kanonnen, steenstucken, konden stenen weggeschoten worden.
Het zou de prins-bisschop geweest zijn die dit nieuwe snufje introduceerde op het Hoeselts strijdtoneel.



Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be