Hoeselt Vrugger   |     Contact   |     Zoeken
 
 

 

Ach zo zat dat

1914-1918 Groot-Hoeselt onder de Duitsche Bezetting - deel 1




Na de inval van het Duitse leger en de traumatische eerste oorlogsmaanden, leefde het grootste deel van België vier jaar lang onder de Duitse bezetting. Alleen in de Westhoek woedde de oorlog nog in alle hevigheid verder. Ook vier jaar lang.

De in real-time geschreven kronieken zijn, wat Hoeselt betreft, schaars. We hebben wel de 'verslagen' die de plaatselijke geestelijken - en de Franse Zusters - na de oorlog indienden op verzoek van de kerkelijke overheid. De onderwerpen werden bepaald en afgelijnd in een enquête.

In deze aflevering komen Hoeselt en Althoeselt aan de beurt, in de volgende richten we de schijnwerpers op Romershoven, Schalkhoven, Sint-Huibrechts-Hern en Werm.



Hoeselt, pastoor Indekeu

Schade aan kerkelijke gebouwen
De kerk, de kerkmeubelen, de kloosters en kapellen zijn onaangeroerd gebleven.
De kerkelijke erediensten
De goddelijke diensten zijn nooit gestoord.
De andere erediensten, zowel binnen als buiten de kerk, hebben altijd ongestoord kunnen plaatsvinden.
Er was geen vermindering te merken in het bijwonen van de kerkdiensten en in het ontvangen van de sacramenten, behalve in het zondagslof en 'H. Familie'.

Maar de jaarlijkse plechtige processie en de maandelijkse vergadering van de retraitanten konden niet doorgaan.

De berechtingen werden nooit gestoord.

De plechtige lijkdienst voor de overleden soldaten en de gezongen missen voor de levende en overleden soldaten van Hoeselt hebben altijd onder grote toeloop van het volk plaats gehad.
In de maandelijkse lijkdienst werd telkens een collecte gehouden voor de arme krijgsgevangenen in Duitsland.

De plechtige communie van de kinderen heeft ieder jaar met dezelfde plechtigheid plaats gevonden als voor de oorlog.

het aantal communicanten in
1913 - 36 (het jaar dat geen meisjes werden toegelaten(!)
1914 - 40
1915 - 63
1916 - 56
1917 - 68
1918 - 70
Onderwijs
In Hoeselt zijn geen vrije scholen, behalve een bewaarschool in een ver en afgelegen gehucht.
Deze school telt tussen de 40 en 50 kinderen. De onderwijzeres is, zoals voor de oorlog, maandelijks betaald en verder door het steunkomiteit bijgestaan. Zij heeft nu juist het eerste vierde van de duurtetoeslag ontvangen.
Het afgelegen gehucht was de Neder en de onderwijzeres heette Maria Geeraerts alias Schoolmarieke. Ze begon in 1905 aan haar onderwijscarrière en ze werd door de staat betaald: 250 fr. per jaar. Van de pastoor kreeg Marieke 20 frank per maand.

Uit deze context valt op te maken dat katholieke scholen, zoals de broeders- en zusters-scholen in die jaren niet onder de noemer vrije school vielen.
De tekenschool, in volle bloei, werd opgeschort omdat architect Christiaens van Tongeren, die de 3de en 4de jaargang gaf, in de onmogelijkheid was naar Hoeselt te komen. De avondschool is daarmee ook gesloten.
Het item 'onderwijs' sloot af met de schoolsoep en de opvang van kinderen:
De schoolsoep en de soep voor de ondersteunden zijn tot eenieders voldoening uitgedeeld, ook aan Franse en Vlaamse uitwijkelingen die hier enige tijd hebben verbleven.

Veertig Luikse kinderen genoten gedurende enkele maanden kost en opvang bij particulieren.
Opgeroepen om in Duitsland te gaan werken
16 werklieden, onder wie twee getrouwden, zijn naar Duitsland gevoerd. Ze zijn allemaal behouden weergekeerd en genieten goddank weer een goede gezondheid.
Steuncomités en liefdadigheidsinstellingen
Het Sint-Vincentiusgenootschap is met het armenbureel van de gemeente samengesmolten, maar heeft sinds nieuwjaar [1919] zijn werkzaamheden hervat.
Dit Steunkomiteit, onder voorzitterschap van Mathijs Voes, bestond onder de oorlog uit het Genootschap van Sint-Vincentius en de leden van het armenbureel, met als secretaris Willem Davin.

Dit comité heeft zich bijzonder verdienstelijk gemaakt en is er in geslaagd de armoede geheel en al te keren.
169 huishoudens genoten steun.
Ongeveer een half miljoen is aan de ondersteuning besteed, buiten de klompen van de schoolkinderen, die betaald werden door het Genootschap van Sint-Vincentius, zoals dat ook vóór de oorlog gebeurde.
Het Steunkomiteit heeft ook ruimschoots hulp verleend aan de krijgsgevangenen in Duitsland en aan de uitwijkelingen uit Vlaanderen en Frankrijk.

Een bijzondere hulde verdienen de heren Mathijs Voes, voorzitter, en Willem Davin, secretaris, die met de grootste en loffelijkste opoffering hun huis en hun tijd ten dienste hebben gesteld voor de noodlijdende bevolking en nog wel heel en al gratis.

Voor het voedingskomiteit en de gemeentewinkel gold dezelfde inrichting en werking zoals elders.
Maar er dient aangestipt dat de lokalen voor het voedingskomiteit gratis ten dienste stonden - met dank aan de liefdadigheid van Mr. Willem Davin - en dat de gemeentewinkel was ingericht in een lokaal van het patronaat (ook gratis).
Gerechtelijke vervolgingen
Louis Somers is voor spiondienst aangehouden, verraden door een zekere Corvers, is gevonnist en ter dood veroordeeld te Luik, waar hij na hardnekkig geweigerd te hebben iets of iemand te verraden, de 29ste juni 1916 heldhaftig en echt christelijk onder de kogels der Duitsers gevallen is.

Eugeen Huygen, verdacht van spiondienst, heeft gedurende twee maanden gevangen gezeten in Hasselt en is onveroordeeld teruggekeerd.

De secretaris, Louis Huygen, is eerst naar Tongeren en dan naar Brussel gevoerd. Hij heeft vijf dagen in de gevangenis gezeten, beschuldigd door een persoon van de gemeente die beweerde dat de secretaris hem een valse pas had geleverd.
Secretaris Huygen heeft zich gedurende de oorlog heldhaftig gedragen en vele diensten bewezen aan de Hoeselaren.
Oorlogsbelastingen en opeisingen
Er werd geen bijzondere oorlogsbelasting geheven, maar de bevolking heeft menige boete moeten betalen.

Om maar één feit aan te halen:
Een feldwebel heeft in het jaar 1917 voor rond de 100.000 franken boeten geëist, zonder enige andere vorm van proces dan zijn willekeurigheid. Hij had al in het begin van het jaar gezegd dat Hoeselt dat jaar 80.000 marken zou te betalen hebben voor een tekort in de levering boter. Ongeveer die som heeft hij dat jaar buit gemaakt, niet op rug van de gemeente, maar op die van de particulieren.
98 paarden zijn er opgeëist. Daarbij koeien, wol en zo verder. De notenbomen zijn bijna allemaal verdwenen. Van de kerk hebben ze 50 kanadas geëist: 20 daarvan zijn geleverd, 15 liggen er nog omgekapt. De gemeente heeft er 200 moeten leveren en de inwoners zelf… ik weet niet hoeveel.
Huiszoekingen
Er zijn geen huiszoekingen geweest in kerken en kloosters, tenzij in het weeshuis (van de Franse Zusters) naar koper dat verborgen was.
Wat betreft de klokken, heeft men de toren gesloten gevonden en is de sleutel geweigerd.
Opgeroepenen, vrijwilligers en gesneuvelden…
Twee broeders Maristen, Alidor Coune en Alberic Vervisch, hebben gedurende de hele oorlogstijd in het leger gediend als ziekendieners. Ze zijn in hun klooster teruggekeerd.

96 soldaten zijn onder de wapens geroepen. Daarbuiten waren er acht vrijwilligers:
de broers Louis en Christiaan Somers, Jan Naart, Alfons Wils, de broers Nicolaas en Jozef Knapen, Laurent Schoefs en Egide Schoeben.

Zeven Hoeseltse soldaten zijn gesneuveld: Petrus Stulens, Alfred Schoefs, Frans Slechten, Lambert Driesen, Alfons Maesen, Karen Heynen en Karel Debing.
De namen van Vanlessen en 't Kint de Roodenbeke zijn hier niet vermeld: Thomas was van Althoeselt en Edmond was niet gesneuveld, hij stierf aan een blindedarmontsteking. Louis Somers ontbreekt in de lijst omdat hij geen soldaat was.
Eén soldaat, Jacobus Jozef Thijs, keerde verminkt terug naar Hoeselt.
Geboorten, communies, en sterfgevallen
Daden van vaderlandsliefde en offervaardigheid
Behalve de al vernoemde heren - Burgemeester Mathijs Jehaes, Secretaris Louis Huygen, Mathijs Voes en Willem Davin - hebben zich bijzonder verdienstelijk gemaakt:

Mr. Frans Davin, broeder van genoemde Willem Davin. Hij heeft sedert het begin van den oorlog in Maastricht gewoond en heeft honderden soldaten dienst bewezen door geld voor te schieten, brieven heen en weér te bestellen, én door zelf in de spiondienst te helpen. Daarbuiten is hij werkend lid geweest van een Sint-Vincentius Genootschap, door Belgen in Maastricht ingericht voor de Belgische arme vluchtelingen. Hij wordt algemeen geprezen en heeft het voorzitterschap aanvaard van de onlangs opgerichte bond der soldaten.

Jozef Clercx, Antoon Nijs en Constant Convents, leraar aan het gemeentelijk college van Tongeren, hebben zich verdienstelijk gemaakt door den spiondienst
Diefstallen
In het terugtrekken hebben de vijandelijke legers bij hele arme mensen een vet verken gestolen en bij de boeren al de haver en het hooi dat hun onder de handen viel.
De bevrijding, het einde van de oorlog
De Belgische en verbonden legers zijn met veel geestdrift en vergezeld door de overheden, de schooljeugd en de fanfare, afgehaald .
Er is een plechtig Te Deum gezongen.
Voor een gedenkstuk is al 7.000 frank ingezameld . Als het opgericht wordt zal er een plechtig gezongen lijkdienst plaatsvinden.

Hoeselt, kapelaan Truyen

Na het uitvoerig relaas van zijn belevenissen in het begin van de oorlog - opgenomen in de vorige aflevering - had de kapelaan nog één onderwerp dat hem nauw aan het hart lag en dat pastoor Indekeu in zijn relaas niet te berde bracht, namelijk de opeising van het koper en in dit geval specifiek van de bliksemafleider op het dak van de kapelanij.
De Donderroede
In 1918 zijn in Hoeselt door een zekere Opperman Zoon, wiens vader een Duitser is en in Hasselt woont, al de bliksemafleiders afgedaan: bij Mr. Notaris Van Bockrijk, bij Mr. Huygen, bij de Vlaamse en de Franse zusters, enz.
Rond 2 uur kwam die vent met een andere werkman bij mij om de bliksemafleider mee te nemen. Ik protesteerde, en na 12 à 15 minuten mijn rechten verdedigd te hebben (de kapelanij van Hoesselt is kerkgoed) trok die ellendige vent weg.
Rond 6 uren kwam hij terug. Er stond in Hoeselt geen enkele donderroede meer, tenzij op de kapelanij. Ik werd gram, het ene woord volgde op het andere; ik verbood hem een voet in mijn huis te zetten. Rood van gramschap is hij vertrokken - terwijl hij mij bedreigde. Het slot van alles is dat de donderroede nu nog op de kapelanij staat.
Maar het slot van deze affaire was dat Opperman Zoon een ultieme tegenzet deed…
Hij zorgde ervoor dat de kapelaan, als een verdacht individu, zich maandelijks bij de Duitsers moest melden:
"ledere maand ben ik naar het Melde Ambt in Bilzen [in het station] gegaan waar ik lang moest blijven staan wachten met de andere jongens."

Hoeselt, zuster Marie-Philomène van de Franse Zusters van Voorzienigheid

Beknopte historiek
In 1914 telde onze communiteit 20 zusters, in 1918 nog 17. Eén zuster is overleden en twee zusters keerden tijdens de Duitse bezetting terug naar het Moederhuis in Frankrijk.
In augustus 1914 waren er in ons weeshuis 85 kinderen. Ondanks het feit dat enkele kinderen bij het begin van de oorlog uit het weeshuis werden weggehaald, ondanks het noodzakelijk verblijf van 60 van onze weeskinderen in één van onze huizen in Nederland (van september 1914 tot augustus 1915), hetgeen verantwoord was door het plaatselijk tekort aan levensmiddelen, en ondanks het feit dat er in die vier jaren van beproeving tien van onze dierbare kinderen gestorven zijn, telde het weeshuis in november 1918 125 leerlingen.
Opeisingen
In ons klooster zijn geen opeisingen geweest, tenzij van koper, in 1917 en 1918. We moesten de grote ketel van het washuis afgeven, de vensterknoppen en de bliksemafleiders.
Een tijdje later vroegen ze nog eens vijf matrassen.
Vluchtelingen
Op 1 november 1917 kregen we de gelegenheid onze bijdrage te leveren aan de opvang van de vluchtelingen uit Torhout en omgeving.
Vijf families werden ondergebracht in de oude hoeve aan de rand van het domein, waarin we eerder in de oorlog al Duitse soldaten ingekwartierd hadden. Vier kinderen van die arme vluchtelingen hebben bij onze weeskinderen gelogeerd.
Momenteel [augustus 1919] is de hoeve nog bewoond door vijf Vlaamse vluchtelingen die wachten op een kans terug te keren naar Vlaanderen én er behoorlijk werk te vinden.

Op 30 augustus 1918 was het de beurt aan de Franse vluchtelingen uit Douai, Waziers en omstreken.
Op de zondagen kwamen ze samen in onze kapel om de mis te horen, die voor hen werd opgedragen door een pater Jezuïet uit la Maison St. Ignace van 's Herenelderen.
's Herenelderen ligt - te voet - op anderhalf uur van Hoeselt.

Vanaf september 1918 tot eind januari 1919 schonken we onze tijd en heel ons hart aan deze arme, ongelukkige vluchtelingen... catechese, voorbereidigen op doopsel, eerste Communie, het ontvangen van de sacramenten... het bijstaan van armen, zieken en stervenden... dat allemaal samen was onze opdracht gedurende die vijf maanden.
De bevrijding, het einde van de oorlog
Bij het einde van de oorlog was er absoluut geen plaats om de passerende Belgische troepen te logeren; maar we zijn wel heel blij dat we opvang konden bieden aan een almoezier van het leger en aan drie dappere Belgische soldaten.

Althoeselt, pastoor Spaas

In zijn verslag heeft pastoor Spaas geen melding gemaakt van de enige Althoeseltse gesneuvelde: Thomas Vanlessen. Thomas raakte bij het begin van de oorlog dodelijk gewond in de slag bij Haacht en stierf daags daarna in Antwerpen, in het ziekenhuis. Zijn naam komt zowel in Hoeselt als in Althoeselt voor op de gedenksteen voor de oorlogsslachtoffers en oudstrijders.
Er zijn twee verschillende doodsprentjes opgegsteld: één bij zijn overlijden en één bij de begrafenis in Althoeselt, in 1929.

Opgeroepen om in Duitsland te gaan werken
In november 1915 zijn twee jongelieden naar Duitsland gevoerd. Eén van hen is, voornamelijk door bemiddeling van professor Knoch, al in het begin van januari 1916 teruggekomen.
Opeisingen
Opeisingen van paarden, haver, enz... waren er hier zoals overal.

Vanaf het moment dat het koper werd opgeëist is alle koperwerk en zijn alle kostbaarheden, zelfs de kleine klok van de toren, opgeborgen in een geheime bergplaats. Die geheim bergplaats werd gemaakt onder de toren, toen de kerk gebouwd is.
In de zomer van 1918 heeft men de koperdraad van de donderafleider van de pastorij weggenomen.

In juni 1918 kwamen twee soldaten de sleutels vragen van de kerk, die altijd gesloten was.
Ik heb geweigerd ze te geven en te zeggen hoeveel klokken in de toren hingen. Dan hebben ze de deur van de kerk met een passe partout geopend maar met de deur naar het doxaal en de toren lukte dat niet. Ze zijn dan met een ladder op het doxaal geklommen en van daar in de toren.
Toen ze vertrokken stond ik aan de ingang van de kerk en heb ik nogmaals geprotesteerd tegen hun handelswijze.
Vluchtelingen
1 november 1917: 50 vluchtelingen uit Torhout nemen hun inkwartiering in ons dorp.

augustus 1918: 50 Franse vluchtelingen uit de omstreken van Douai nemen hun intrek in de scholen van de zusters. Van deze vluchtelingen ontvingen 4 jongens van 14, 12, 9 en 7 jaar het doopsel.
Inkwartiering van soldaten en het einde van de oorlog
In juli 1918 en later in oktober was er weer inkwartiering van Duitse soldaten. De laatsten hebben zich slecht gedragen.

Bij de aftocht (van het Duitse leger) was er nogmaals inkwartiering en eindelijk, de 15de december, was er de plechtige ontvangst van de Belgische soldaten... maar ongelukkiglijk konden de commandant, de luitenant, noch de doktoor, een woordje Vlaams antwoorden.

Althoeselt, de Franse zusters van Voorzienigheid

Korte historiek
De Franse zusters van Voorzienigheid hebben ook in Althoeselt een klooster: het klooster van het Heilig Hart. Bij het begin van de oorlog woonden hier zes zusters: drie Belgische en drie Franse.

Ons instituut heeft een dubbel opdracht:
* we verstrekken onderwijs aan zo'n 150 leerlingen, kinderen uit de parochie Althoeselt en uit de aangrenzende gemeente Werm.
* een werk van barmhartigheid: we hebben een hospice voor ouderlingen; bij het begin van de oorlog waren er twaalf bewoners.
Vluchtelingen
Vanaf 1 november 1917, ving onze communiteit 15 Belgische vluchtelingen - uit Vlaanderen - op, en dat gedurende 17 maanden.
Bovendien werden op 27 augustus 1918 de drie klaslokalen ingenomen door een vijftigtal Franse vluchtelingen: moeders met kinderen; ze bleven tot begin december 1918.
Het einde van de oorlog
Uiteindelijk, in de laatste dagen van november 1918, waren we blij dat hier dertig Belgische soldaten konden logeren, op doortocht naar de Duitse grens.



Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be