Hoeselt Vrugger   |     Contact   |     Zoeken
 
 

 

Ach zo zat dat

Romershoven, de Winterbeek en het gewoonterecht

Winterbeken hebben hun naam niet gestolen: ze worden gevoed door het afvloeien van stortregen- en smeltwater. Vooral na de winter... met een reëel risico op overstroming. Daarover kunnen ze in Romershoven meespreken. Sinds eeuwen en eeuwen.
Romershoven is gedeeltelijk ontstaan op gronden die op moerassen gewonnen werden. De dorpelingen wisten dat een goede waterhuishouding van levensbelang was, ze konden het zich immers niet permitteren dat hun oogsten -letterlijk- in het water vielen.
Ze draineerden de akkers en beemden door vloedgrachten te graven die het water naar de beek voerden en jaarlijks kregen die grachten en de beek een groot onderhoud! Beter kon het toch niet?

Een landelijke wetboek dat deze materie regelde bestond niet in de 16de en 17de eeuw en ook niet in de 18de eeuw. In de loop der tijden was echter uit de plaatselijke gewoonten en costuymen een gewoonterecht ontstaan. En het gewoonterecht had kracht van wet; meer zelfs, het gewoonterecht was heilig. Je kon er best niet aan raken, zoals schout Christiaen Simon Janssens van Romershoven tot zijn grote frustratie zou ervaren...


De keure van Romershoven
In sommige dorpen zijn de oude gebruiken op schrift gesteld in een document dat men "keure" noemde. Daarin stond geschreven wat de inwoners mochten en niet mochten, wat ze moesten doen en hoe ze het moesten doen. Een praktische leidraad, zeg maar, om een vredig naast mekaar leven in een boerengemeenschap te garanderen.
Op 5 oktober 1657 werden de gewoonten en privileges van Romershoven voor het eerst neergeschreven op bevel van het Sint-Janskapittel van Luik, vertegenwoordigd door twee van zijn kanunniken als 'tijdelijke heren' van Romershoven.

In de keure van Romershoven lezen we in verband met de waterhuishouding:
...item die sijn winterbeecken oft vloetgrachten niet en vaeght binnen XV daeghen nae des Heeren roep verbeurt VII schillingen...
De schout als handhaver van de plaatselijke orde
Elk jaar zond de schout rond Pasen zijn gerechtsbode door het dorp om af te kondigen dat iedereen de vloedgrachten en de beek moest vegen. Volgens de 'keure' dienden alle grachten binnen de 15 dagen gereinigd te worden.
De Romershovenaren van hun kant, legden elk jaar dit bevel naast zich neer.

De burgemeesters, jaarlijks gekozen door de inwoners van het dorp
Meer naar de zomer, als het gras gemaaid was en het hooi ingeschuurd, lieten de burgemeesters van Romershoven dezelfde gerechtsbode omroepen dat de tijd gekomen was om de grachten en de beek te vegen. Zo kon het vegen gebeuren met de minste schade voor de gewassen op de aangrenzende weiden en beemden.

Jarenlang hetzelfde scenario: de oproep van de schout werd genegeerd, de Romershovenaren gingen pas over tot de actie als het hooi binnen was... zoals zij al van oudsher deden.

1721, het jaar waarin schout Janssens het niet meer kon aanzien
De erbarmelijke staat van de Romershovense wegen had volgens de schout twee oorzaken
  • enerzijds het feit dat de boeren stelselmatig stukken van de wegen inlijfden bij hun landen zodat 'de straeten niet sonder perijckel en gevaer van ongeluck connen gebruyckt worden'
  • anderzijds was die toestand het gevolg van het niet-vegen van de beek:
    '...welx [vegen] niet [gebeurd] sijnde, veroorsaeckt dat de bempden verdrincken en alsoo het waeter sijnen cours niet connende nemen, doende de straeten deeser gemeente tenemael vergaen, en alsoo het gemeen best wort te onderen gebracht...'
Op 16 september 1721 liet Janssens omroepen dat iedereen dringend de beek en de vloedgrachten moest vegen. Acht dagen later was nauwelijks gevolg gegeven aan zijn oproep. Op 30 september gingen de schepenen op pad voor een 'visitatie' en kwamen ze tot de vaststelling dat 'den onderganck en het verderf van de gemeijn straet' vooral veroorzaakt werd door het niet-vegen in de gemeentebeemden 'aen het Broeck' en 'aen die Motte', waar zelfs struiken in de beek groeiden...
Met andere woorden: de 'gemeente' was de grote schuldige!

De nalatigen en vooral de gemeente zelf kregen een boete van 7 schillingen.

Waarop de Romershovenaren prompt reageerden met een verzoekschrift, zeg maar klacht, aan kanunnik Wilre, die namens het Sint-Janskapittel de heerlijke rechten over Romershoven uitoefende. Ze noemden het optreden van de schout onrechtvaardig en een aanslag op hun aloude privileges en rechten.

Schout Janssens argumenteerde in een schrijven aan het Kapittel dat:
  • de boete van 7 schillingen voorzien was in de keure
  • het niet de taak was van de gemeente of van de burgemeesters om afkondigingen te doen, wel van de schout
  • hij terecht had geprocedeerd tegen de gemeente om haar te dwingen de beek te vegen en de boete te betalen; voor de gemeente golden gelijkelijk dezelfde regels als voor iedereen
Waarna hij het Kapittel verzocht de Romershovenaren te dwingen de hun opgelegde boetes te betalen en bij onwil van hunnentwege hem toe te laten beslag te leggen op de gemeentebeemden.

Wat weegt het zwaarst?
De smeekbeden van de Rommershovenaren en vooral hun beroep op hun oude rechten en privileges wogen zwaarder door dan de uitleg van de schout. Het Kapittel beval hem onmiddellijk de zaak te laten rusten en de inwoners van Romershoven verder de beek te laten vegen zoals zij dat van oudsher gewoon waren te doen.

Een nieuwe pion
Willem-Gerard de Moffarts, heer van Hoeselt, werd in 1723 geïnstalleerd als baljuw van Romershoven... voldoende om de discussies over het vegen van de beek weer hoog op doen te laaien. Schout Janssens probeerde de Moffarts in 'de zaak' op zijn hand te krijgen, maar de edele heer liet zich toch niet zomaar beïnvloeden door een beetje mouwstrijkerij. Hij stelde voor om samen met de schout en de schepenen een inspectietocht te maken langs de Winterbeek. De inwoners van Romershoven, benieuwd naar de afloop, volgden het gezelschap.
Toen alles goed en wel bekeken was verklaarde de Moffarts ten overstaan van het hele gezelschap dat de Winterbeek van Romershoven de langste en best onderhouden waterloop was van alle beken en sloten die hij kende! Hij zou het Kapittel van Sint-Jan hiervan op de hoogte brengen en hen adviseren om de inwoners van Romershoven te bevestigen in hun oude privileges en gewoonten.

2 - 0 voor de Romelaren!
Met als gevolg dat de schout zijn toevlucht zocht in pesterijen en dreigementen jegens de inwoners.
Hij bracht hen te pas en te onpas voor de rechtbank, legde boetes op voor onbewezen overtredingen en vervolgde hen tot betaling van die boetes.
De vijandelijkheden bereikten een nieuw hoogtepunt op 29 april 1724.

De pastoor
Op die dag kwam het tot een aanvaring tussen de schout en pastoor Boelen, die het opnam voor zijn parochianen. We laten de pastoor aan het woord:
'De keuren van Romershoven zijn indertijd afgekondigd om een rechtvaardig optreden van de schepenbank te waarborgen en tot bescherming van de gemeente en de gemeentenaren.
De keuren moesten zowel door de schout en de schepenbank, als door de gemeentenaren 'vroom en onverbreekbaar'' worden nageleefd. Als garantie hiervoor werden ze voorgelezen aan de inwoners en zou de secretaris ze van jaar tot jaar opnieuw voorlezen.

Het is nu al lang geleden dat de keuren nog zijn voorgelezen. De gemeentenaren kennen hierdoor hun rechten en privileges niet meer. De schout anderzijds past ze niet toe, misbruikt ze, en stelt overtredingen vast en vervolgingen in, tot groot nadeel van de onderhoringen.

Alle rechtszekerheid is verdwenen!
Laat de secretaris de keuren, zoals ze in het schepenregister opgetekend staan, opnieuw voorlezen, zodat iedereen weet waar hij aan toe is!'
Zoals hij gewoonlijk deed, wond schout Janssens zich op, maakte zich kwaad, begon te schreeuwen en deed op brutale wijze zijn gezag gelden.

Pastoor Boelen zweeg. Hij wou voorkomen dat de schout hem met leugens en beledigingen ging belasteren bij de heren van het Kapittel van Sint-Jan, zoals hij dat vroeger ook al eens had gedaan.
In een verzoekschrift aan het Kapittel gaf hij echter wel het relaas van het gebeurde (zoals het hierboven te lezen is). Hij drong er nog eens op aan dat de keuren moesten nageleefd worden door beide partijen en jaarlijks, naar oude gewoonte, door de secretaris worden voorgelezen.

En verontschuldigend voegde hij eraan toe dat het wel niet christelijk is de gebreken van zijn evenmens aan de kaak te stellen of om die evenmens in een slecht daglicht te stellen, maar de rust en de welvaart van zijn parochianen verplichtten hem ertoe.

Gedurende enkele jaren heerste er schijnbaar stilte rond het thema 'beken vegen', alhoewel - zoals later blijkt - de wrevel en het gekrakeel tussen beide kampen niet waren opgehouden...

De laatste ronde
Hartje winter, op 3 januari 1728 liet schout Janssens een bevel toekomen aan Henrick Crommen en Lambert Freans, burgemeester en gewezen burgemeester van Romershoven, om samen met de schepenen Jan Hollants en Mathieu Gielen naar het Luik te gaan om daar aan het Sint-Janskapittel uitleg te gaan geven over de ruzie tussen de schout en de gemeente Romershoven over het vegen van de Winterbeek. Het gezelschap werd op 5 januari in de Rekenkamer van het Kapittel ontvangen.
Veel is daar blijkbaar niet opgelost want op 26 januari lokte de schout opnieuw een visitatie uit van de Winterbeek, om te laten vaststellen dat het niet-vegen ervan, vooral dan in de gemeentebeemden, 'den onderganck en het verderf van de gemeijn straet' veroorzaakte.
En weer vlogen de supplieken of verzoekschriften, van de gemeente, van de schout en van de pastoor, de kanunniken van Sint-Jan om de oren.
De schout beweerde te handelen in het algemeen belang.
De Romershovenaren, gesteund door hun pastoor, betoogden daarentegen dat de schout geen enkel recht had om hen te dwingen de beek te vegen buiten hun gewoonlijk jaarlijks onderhoud.
Pastoor Boelen, die in 1702 in Romershoven was aangesteld, getuigde dat hij dit gebruik, namelijk het eenmalig vegen van de beek en vloedgrachten na de hooitijd, al bij zijn aankomst in Romershoven had aangetroffen en dat hij het al de volgende jaren zo had weten verder bestaan. In oorlogstijden had hij zelfs vaak toelating gegeven om de beek te vegen op zon- en feestdagen!

Trouwens, betoogde deze partij: in 1721, 1723 en 1724 was de kwestie al ten overvloede behandeld en uitgemaakt; als de schout meende dat hij gelijk had, waarom was hij toen niet met de zaak doorgegeaan?

De afloop
De eindbeslissing van het Kapittel bleef niet bewaard, maar het zou verwonderlijk zijn moesten de Kapittelheren teruggekomen zijn op hun vroeger genomen standpunten.

En mocht de schout dan al gelijk hebben dat éénmaal per jaar de beek vegen niet volstond om overstromingen te vermijden, de gewoonte en het aloude gebruik en privilege, dat de Romershovenaren slechts éénmaal per jaar, na de hooitijd, de beek moesten vegen, was toentertijd heiliger dan alle geschreven voorschriften over het algemeen belang.

Na 1728 kwam de rust in Romershoven eindelijk terug... de Winterbeek trad nog geregeld buiten haar oevers, maar de Romershovenaren bleven - onverstoord - ieder jaar na de hooitijd de beek vegen...




Heeft u aanvullende informatie, vragen of opmerkingen?
Mail gerust naar reacties@hoeseltvrugger.be